Engels
Uitgebreide synoniemen voor lavish in het Engels
lavish:
-
lavish
abundant; extensive; comprehensive; lavish; elaborate; plentifull; ample; amply; copious; rich; wide; widespread; detailed-
abundant bijvoeglijk naamwoord
-
extensive bijvoeglijk naamwoord
-
comprehensive bijvoeglijk naamwoord
-
lavish bijvoeglijk naamwoord
-
elaborate bijvoeglijk naamwoord
-
plentifull bijvoeglijk naamwoord
-
ample bijvoeglijk naamwoord
-
amply bijwoord
-
copious bijvoeglijk naamwoord
-
rich bijvoeglijk naamwoord
-
wide bijvoeglijk naamwoord
-
widespread bijvoeglijk naamwoord
-
detailed bijvoeglijk naamwoord
-
-
lavish
– very generous 1lavish; munificent; unsparing; unstinting; too-generous; unstinted; overgenerous– very generous 1-
lavish bijvoeglijk naamwoord
-
munificent bijvoeglijk naamwoord
-
unsparing bijvoeglijk naamwoord
-
unstinting bijvoeglijk naamwoord
-
too-generous bijvoeglijk naamwoord
-
unstinted bijvoeglijk naamwoord
-
overgenerous bijvoeglijk naamwoord
-
-
lavish
– characterized by extravagance and profusion 1
-
to lavish
– expend profusely; also used with abstract nouns 1
Conjugations for lavish:
present
- lavish
- lavish
- lavishes
- lavish
- lavish
- lavish
simple past
- lavished
- lavished
- lavished
- lavished
- lavished
- lavished
present perfect
- have lavished
- have lavished
- has lavished
- have lavished
- have lavished
- have lavished
past continuous
- was lavishing
- were lavishing
- was lavishing
- were lavishing
- were lavishing
- were lavishing
future
- shall lavish
- will lavish
- will lavish
- shall lavish
- will lavish
- will lavish
continuous present
- am lavishing
- are lavishing
- is lavishing
- are lavishing
- are lavishing
- are lavishing
subjunctive
- be lavished
- be lavished
- be lavished
- be lavished
- be lavished
- be lavished
diverse
- lavish!
- let's lavish!
- lavished
- lavishing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they