Engels

Uitgebreide synoniemen voor lingo in het Engels

lingo:

lingo [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lingo
    the jargon; the lingo; the professional language; the technical language
  2. the lingo
    the terminology; the nomenclature; the jargon; the lingo; the professional language
  3. the lingo
    – a characteristic language of a particular group (as among thieves) 1
    the slang; the vernacular; the cant; the jargon; the lingo; the argot; the patois
    – a characteristic language of a particular group (as among thieves) 1
    • slang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • vernacular [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cant [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jargon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lingo [the ~] zelfstandig naamwoord
      • they don't speak our lingo1
    • argot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • patois [the ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "lingo":

  • lingoes

Alternatieve synoniemen voor "lingo":


Verwante definities voor "lingo":

  1. a characteristic language of a particular group (as among thieves)1
    • they don't speak our lingo1

Verwante synoniemen voor lingo