Engels

Uitgebreide synoniemen voor merry in het Engels

merry:

merry bijvoeglijk naamwoord

  1. merry
    cheerful; enthusiastic; happy; gay; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; clear; colorful; eagre
    bright
    – characterized by happiness or gladness 1
    • bright bijvoeglijk naamwoord
      • bright faces1
      • all the world seems bright and gay1
  2. merry
    happy; gay; pleased; merry; glad; satisfied
    • happy bijvoeglijk naamwoord
    • gay bijvoeglijk naamwoord
    • pleased bijvoeglijk naamwoord
    • merry bijvoeglijk naamwoord
    • glad bijvoeglijk naamwoord
    • satisfied bijvoeglijk naamwoord
  3. merry
    sprightly; bustling; happy; lively; cheerful; gay; full of joy; buoyant; brisk; jolly; high-spirited; merry; upbeat
  4. merry
    merry; jolly
    • merry bijvoeglijk naamwoord
    • jolly bijvoeglijk naamwoord
  5. merry
    merry; cheerful; bustling; in high spirits; happy; gay; jolly; good-tempered; full of joy
  6. merry
    – quick and energetic 1
    merry; alert; brisk; lively; snappy; rattling; zippy; spanking
    – quick and energetic 1
    • merry bijvoeglijk naamwoord
      • a merry chase1
    • alert bijvoeglijk naamwoord
    • brisk bijvoeglijk naamwoord
      • a brisk walk in the park1
    • lively bijvoeglijk naamwoord
      • a lively gait1
    • snappy bijvoeglijk naamwoord
      • a snappy pace1
    • rattling bijvoeglijk naamwoord
      • traveling at a rattling rate1
    • zippy bijvoeglijk naamwoord
    • spanking bijvoeglijk naamwoord
      • a spanking breeze1
  7. merry
    – offering fun and gaiety 1
    gay; merry; festive; festal
    – offering fun and gaiety 1
    • gay bijvoeglijk naamwoord
      • gay and exciting night life1
    • merry bijvoeglijk naamwoord
      • a merry evening1
    • festive bijvoeglijk naamwoord
      • a festive (or festal) occasion1
    • festal bijvoeglijk naamwoord
      • a festive (or festal) occasion1
  8. merry
    – full of or showing high-spirited merriment 1
    gay; merry; jolly; jovial; jocund; mirthful
    – full of or showing high-spirited merriment 1
    • gay bijvoeglijk naamwoord
      • when hearts were young and gay1
      • a poet could not but be gay, in such a jocund company1
    • merry bijvoeglijk naamwoord
      • have a merry Christmas1
      • peals of merry laughter1
    • jolly bijvoeglijk naamwoord
      • the jolly crowd at the reunion1
      • jolly old Saint Nick1
    • jovial bijvoeglijk naamwoord
      • a jovial old gentleman1
    • jocund bijvoeglijk naamwoord
      • a poet could not but be gay, in such a jocund company1
    • mirthful bijvoeglijk naamwoord
      • a mirthful laugh1

merry

  1. merry

Verwante woorden van "merry":

  • merriness, merrier, merriest

Alternatieve synoniemen voor "merry":


Verwante definities voor "merry":

  1. quick and energetic1
    • a merry chase1
  2. offering fun and gaiety1
    • a merry evening1
  3. full of or showing high-spirited merriment1
    • have a merry Christmas1
    • peals of merry laughter1

Verwante synoniemen voor merry