Engels
Uitgebreide synoniemen voor minor in het Engels
minor:
-
minor
– of lesser importance or stature or rank 1 -
minor
– of lesser importance or stature or rank 1 -
minor
subordinate; inferior; secondary; minor-
subordinate bijvoeglijk naamwoord
-
inferior bijvoeglijk naamwoord
-
secondary bijvoeglijk naamwoord
-
minor bijvoeglijk naamwoord
-
-
minor
succinct; very small; scant; minor; terse; very little-
succinct bijvoeglijk naamwoord
-
very small bijvoeglijk naamwoord
-
scant bijvoeglijk naamwoord
-
minor bijvoeglijk naamwoord
-
terse bijvoeglijk naamwoord
-
very little bijvoeglijk naamwoord
-
-
minor
– limited in size or scope 1modest; minor; small; small-scale; pocket-size; pocket-sized– limited in size or scope 1-
modest bijvoeglijk naamwoord
-
minor bijvoeglijk naamwoord
-
small bijvoeglijk naamwoord
-
small-scale bijvoeglijk naamwoord
-
pocket-size bijvoeglijk naamwoord
-
pocket-sized bijvoeglijk naamwoord
-
-
minor
– inferior in number or size or amount 1 -
minor
– lesser in scope or effect 1 -
minor
– not of legal age 1 -
minor
– of a scale or mode 1 -
minor
– of your secondary field of academic concentration or specialization 1 -
minor
– of lesser seriousness or danger 1 -
minor
– warranting only temporal punishment 1 -
minor
– of the younger of two boys with the same family name 1