Engels

Uitgebreide synoniemen voor newcomer in het Engels

newcomer:

newcomer [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the newcomer
    the newcomer; the novice; the freshman; the rookie; the beginner; the greenhorn; the fresh man
    • newcomer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • novice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • freshman [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rookie [the ~] zelfstandig naamwoord
    • beginner [the ~] zelfstandig naamwoord
    • greenhorn [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fresh man [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the newcomer
    – any new participant in some activity 1
    the freshman; the starter; the entrant; the newcomer; the fledgling; the fledgeling; the newbie; the neophyte
    – any new participant in some activity 1
  3. the newcomer
    – a recent arrival 1
    the newcomer
    – a recent arrival 1
    • newcomer [the ~] zelfstandig naamwoord
      • he's a newcomer to Boston1

newcomer

  1. newcomer

Verwante woorden van "newcomer":

  • newcomers

Alternatieve synoniemen voor "newcomer":


Verwante definities voor "newcomer":

  1. any new participant in some activity1
  2. a recent arrival1
    • he's a newcomer to Boston1