Engels

Uitgebreide synoniemen voor one-time in het Engels

one-time:

one-time bijvoeglijk naamwoord

  1. one-time
    previous; formerly; earlier; in former times; past; before; ex; retired; at an earlier date; one-time
    former; late
    – (used especially of persons) of the immediate past 1
    • former bijvoeglijk naamwoord
      • the former president1
    • late bijvoeglijk naamwoord
      • our late President is still very active1
  2. one-time
    – belonging to some prior time 1
    former; old; one-time; quondam; erstwhile; sometime; onetime
    – belonging to some prior time 1
    • former bijvoeglijk naamwoord
      • our former glory1
    • old bijvoeglijk naamwoord
    • one-time bijvoeglijk naamwoord
    • quondam bijvoeglijk naamwoord
      • her quondam lover1
    • erstwhile bijvoeglijk naamwoord
      • erstwhile friend1
    • sometime bijvoeglijk naamwoord
    • onetime bijvoeglijk naamwoord

Verwante definities voor "one-time":

  1. belonging to some prior time1

Verwante synoniemen voor one-time