Engels
Uitgebreide synoniemen voor piercing in het Engels
piercing:
-
piercing
penetrating; shrill; piercing; rasping-
penetrating bijvoeglijk naamwoord
-
shrill bijvoeglijk naamwoord
-
piercing bijvoeglijk naamwoord
-
rasping bijvoeglijk naamwoord
-
-
piercing
-
piercing
-
piercing
– painful as if caused by a sharp instrument 1 -
piercing
– having or demonstrating ability to recognize or draw fine distinctions 1keen; sharp; acute; piercing; penetrating; incisive; discriminating; knifelike; penetrative– having or demonstrating ability to recognize or draw fine distinctions 1-
keen bijvoeglijk naamwoord
-
sharp bijvoeglijk naamwoord
-
acute bijvoeglijk naamwoord
-
piercing bijvoeglijk naamwoord
-
penetrating bijvoeglijk naamwoord
-
incisive bijvoeglijk naamwoord
-
discriminating bijvoeglijk naamwoord
-
knifelike bijvoeglijk naamwoord
-
penetrative bijvoeglijk naamwoord
-
-
the piercing
Verwante woorden van "piercing":
Alternatieve synoniemen voor "piercing":
Verwante definities voor "piercing":
piercing vorm van pierce:
-
to pierce
-
to pierce
-
to pierce
-
to pierce
-
to pierce
– make a hole into 1 -
to pierce
– penetrate or cut through with a sharp instrument 1 -
to pierce
– cut or make a way through 1 -
to pierce
– move or affect (a person's emotions or bodily feelings) deeply or sharply 1 -
to pierce
– sound sharply or shrilly 1
Conjugations for pierce:
present
- pierce
- pierce
- pierces
- pierce
- pierce
- pierce
simple past
- pierced
- pierced
- pierced
- pierced
- pierced
- pierced
present perfect
- have pierced
- have pierced
- has pierced
- have pierced
- have pierced
- have pierced
past continuous
- was piercing
- were piercing
- was piercing
- were piercing
- were piercing
- were piercing
future
- shall pierce
- will pierce
- will pierce
- shall pierce
- will pierce
- will pierce
continuous present
- am piercing
- are piercing
- is piercing
- are piercing
- are piercing
- are piercing
subjunctive
- be pierced
- be pierced
- be pierced
- be pierced
- be pierced
- be pierced
diverse
- pierce!
- let's pierce!
- pierced
- piercing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they