Engels

Uitgebreide synoniemen voor rigor in het Engels

rigor:

rigor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans

  1. the rigor
    – something hard to endure 1
    the severity; the hardship; the grimness; the severeness; the rigour; the rigor; the rigourousness; the rigorousness; the asperity
    – something hard to endure 1
    • severity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hardship [the ~] zelfstandig naamwoord
    • grimness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • severeness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rigour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • rigor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • rigourousness [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • rigorousness [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • asperity [the ~] zelfstandig naamwoord
      • the asperity of northern winters1
  2. the rigor
    – the quality of being valid and rigorous 1
    the validity; the cogency; the rigor; the rigour
    – the quality of being valid and rigorous 1
    • validity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cogency [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rigor [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • rigour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits

Alternatieve synoniemen voor "rigor":


Verwante definities voor "rigor":

  1. something hard to endure1
  2. the quality of being valid and rigorous1

Verwante synoniemen voor rigor