Home ->Woordenboeken ->Engels/Engels ->Vertaal spruceness

Synoniemen voor "spruceness" in het Engels

Overzicht
Engels Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. spruceness:
  2. spruce:

Engels

Uitgebreide synoniemen voor spruceness in het Engels

spruceness:

spruceness [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spruceness
    the smartness; the spruceness
  2. the spruceness
    – the state of being neat and smart and trim 1
    the neatness; the spruceness
    – the state of being neat and smart and trim 1

Verwante woorden van "spruceness":


Alternatieve synoniemen voor "spruceness":


Verwante definities voor "spruceness":

  1. the state of being neat and smart and trim1

spruceness vorm van spruce:

spruce [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spruce
    – any coniferous tree of the genus Picea 1
    the spruce; the spruce-fir
    – any coniferous tree of the genus Picea 1
    the fir
    – any of various evergreen trees of the genus Abies; chiefly of upland areas 1
    • fir [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the spruce
    – any coniferous tree of the genus Picea 1
    the spruce
    – any coniferous tree of the genus Picea 1
    • spruce [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the spruce
    – light soft moderately strong wood of spruce trees; used especially for timbers and millwork 1
    the spruce
    – light soft moderately strong wood of spruce trees; used especially for timbers and millwork 1
    • spruce [the ~] zelfstandig naamwoord

spruce bijvoeglijk naamwoord

  1. spruce
    – marked by up-to-dateness in dress and manners 1
    spruce
    – marked by up-to-dateness in dress and manners 1
    • spruce bijvoeglijk naamwoord
    smart
    • smart bijvoeglijk naamwoord
  2. spruce
    – marked by up-to-dateness in dress and manners 1
    spruce; dashing; snappy; dapper; natty; jaunty; spiffy; raffish; rakish
    – marked by up-to-dateness in dress and manners 1
    • spruce bijvoeglijk naamwoord
    • dashing bijvoeglijk naamwoord
    • snappy bijvoeglijk naamwoord
    • dapper bijvoeglijk naamwoord
      • a dapper young man1
    • natty bijvoeglijk naamwoord
    • jaunty bijvoeglijk naamwoord
      • a jaunty red hat1
    • spiffy bijvoeglijk naamwoord
    • raffish bijvoeglijk naamwoord
    • rakish bijvoeglijk naamwoord

spruce werkwoord

  1. spruce
    – dress and groom with particular care, as for a special occasion 1
    spruce; to spruce up; smarten up; slick up
    – dress and groom with particular care, as for a special occasion 1
  2. spruce
    – make neat, smart, or trim 1
    spruce; to spruce up; smarten up; titivate; slick up; tittivate; spiff up
    – make neat, smart, or trim 1

Verwante woorden van "spruce":

  • spruceness, spruces, sprucer, sprucest, sprucely

Alternatieve synoniemen voor "spruce":


Verwante definities voor "spruce":

  1. marked by up-to-dateness in dress and manners1
  2. any coniferous tree of the genus Picea1
  3. light soft moderately strong wood of spruce trees; used especially for timbers and millwork1
  4. dress and groom with particular care, as for a special occasion1
    • He spruced up for the party1
  5. make neat, smart, or trim1







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0461 seconde
Page rendered in 1.0 seconds