Engels

Uitgebreide synoniemen voor stool in het Engels

stool:

stool [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stool
    the stool; the tabouret; the footstool; the taboret
    • stool [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tabouret [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • footstool [the ~] zelfstandig naamwoord
    • taboret [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  2. the stool
    the chair; the stool; the arm chair; the reclining chair; the easy chair
  3. the stool
    the faeces; the excretion; the excrements; the shit; the droppings; the stool; the night soil; the crap; the excreta; the feces
    • faeces [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • excretion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • excrements [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shit [the ~] zelfstandig naamwoord !
    • droppings [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stool [the ~] zelfstandig naamwoord
    • night soil [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • excreta [the ~] zelfstandig naamwoord
    • feces [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  4. the stool
    – a simple seat without a back or arms 1
    the stool
    – a simple seat without a back or arms 1
    • stool [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. the stool
    – a plumbing fixture for defecation and urination 1
    the can; the pot; the stool; the toilet; the throne; the potty; the commode; the crapper
    – a plumbing fixture for defecation and urination 1
    • can [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stool [the ~] zelfstandig naamwoord
    • toilet [the ~] zelfstandig naamwoord
    • throne [the ~] zelfstandig naamwoord
    • potty [the ~] zelfstandig naamwoord
    • commode [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crapper [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the stool
    – (forestry) the stump of a tree that has been felled or headed for the production of saplings 1
    the stool
    – (forestry) the stump of a tree that has been felled or headed for the production of saplings 1
    • stool [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the stool
    – solid excretory product evacuated from the bowels 1
    the stool; the faeces; the dejection; the feces; the faecal matter; the ordure; the fecal matter; the BM
    – solid excretory product evacuated from the bowels 1
    • stool [the ~] zelfstandig naamwoord
    • faeces [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • dejection [the ~] zelfstandig naamwoord
    • feces [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • faecal matter [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • ordure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fecal matter [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • BM [the ~] zelfstandig naamwoord

stool

  1. stool

stool werkwoord

  1. stool
    – have a bowel movement 1
    to shit; to make; crap; stool; defecate; take a shit; ca-ca; take a crap
    – have a bowel movement 1
  2. stool
    – grow shoots in the form of stools or tillers 1
    stool; tiller
    – grow shoots in the form of stools or tillers 1
  3. stool
    – react to a decoy, of wildfowl 1
    stool
    – react to a decoy, of wildfowl 1
  4. stool
    – lure with a stool, as of wild fowl 1
    stool
    – lure with a stool, as of wild fowl 1

Verwante woorden van "stool":


Alternatieve synoniemen voor "stool":


Verwante definities voor "stool":

  1. a simple seat without a back or arms1
  2. a plumbing fixture for defecation and urination1
  3. (forestry) the stump of a tree that has been felled or headed for the production of saplings1
  4. solid excretory product evacuated from the bowels1
  5. have a bowel movement1
  6. grow shoots in the form of stools or tillers1
  7. react to a decoy, of wildfowl1
  8. lure with a stool, as of wild fowl1

Verwante synoniemen voor stool