Engels

Uitgebreide synoniemen voor stud in het Engels

stud:

stud [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the stud
    the button; the stud
    • button [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
    the switch
    – control consisting of a mechanical or electrical or electronic device for making or breaking or changing the connections in a circuit 1
    • switch [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. the stud
    the stud
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. the stud
    the stud bolt; the stud
    • stud bolt [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. the stud
    the womanizer; the seducer; the lady-killer; the lover-boy; the stud; the womaniser
    • womanizer [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • seducer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lady-killer [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lover-boy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • womaniser [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
  5. the stud
    the stud; the button; the shirt button
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • button [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shirt button [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. the stud
    the tap bolt; the stud; the tap screw; the tapscrew
    • tap bolt [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tap screw [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tapscrew [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. the stud
    – poker in which each player receives hole cards and the remainder are dealt face up; bets are placed after each card is dealt 1
    the stud; the stud poker
    – poker in which each player receives hole cards and the remainder are dealt face up; bets are placed after each card is dealt 1
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stud poker [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. the stud
    – adult male horse kept for breeding 1
    the stud; the studhorse
    – adult male horse kept for breeding 1
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • studhorse [the ~] zelfstandig naamwoord
  9. the stud
    – an upright in house framing 1
    the stud; the scantling
    – an upright in house framing 1
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • scantling [the ~] zelfstandig naamwoord
  10. the stud
    – ornament consisting of a circular rounded protuberance (as on a vault or shield or belt) 1
    the stud; the rivet
    – ornament consisting of a circular rounded protuberance (as on a vault or shield or belt) 1
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rivet [the ~] zelfstandig naamwoord
  11. the stud
    – a man who is virile and sexually active 1
    the stud; the he-man; the macho-man
    – a man who is virile and sexually active 1
    • stud [the ~] zelfstandig naamwoord
    • he-man [the ~] zelfstandig naamwoord
    • macho-man [the ~] zelfstandig naamwoord

stud werkwoord

  1. stud
    – provide with or construct with studs 1
    stud
    – provide with or construct with studs 1
    • stud werkwoord
      • stud the wall1
  2. stud
    – scatter or intersperse like dots or studs 1
    stud; to dot; constellate
    – scatter or intersperse like dots or studs 1
    • stud werkwoord
    • dot werkwoord (dots, dotted, dotting)
    • constellate werkwoord
      • Hills constellated with lights1

Verwante woorden van "stud":

  • studs, studly

Alternatieve synoniemen voor "stud":


Verwante definities voor "stud":

  1. poker in which each player receives hole cards and the remainder are dealt face up; bets are placed after each card is dealt1
  2. adult male horse kept for breeding1
  3. an upright in house framing1
  4. ornament consisting of a circular rounded protuberance (as on a vault or shield or belt)1
  5. a man who is virile and sexually active1
  6. provide with or construct with studs1
    • stud the wall1
  7. scatter or intersperse like dots or studs1

Verwante synoniemen voor stud