Home ->Woordenboeken ->Engels/Engels ->Vertaal timid

Synoniemen voor "timid" in het Engels

Overzicht

Engels Synoniemen: Meer gegevens...

timid:
- shy; timid; bashful; diffident; introverted; solitary-minded; unsociable; skittish; jittery; nervous; jumpy; nervy; faint; faint-hearted; fainthearted; unsure
- timid; bashful; pusillanimous; frightened; scared; fearful; timorous
- cautious; timid

Engels

Uitgebreide synoniemen voor timid in het Engels

timid:

timid bijvoeglijk naamwoord

timid
shy; timid; bashful; diffident
- shy bijvoeglijk naamwoord
- timid bijvoeglijk naamwoord
- bashful bijvoeglijk naamwoord
- diffident bijvoeglijk naamwoord
timid
introverted; solitary-minded; timid; unsociable; shy
- introverted bijvoeglijk naamwoord
- solitary-minded bijvoeglijk naamwoord
- timid bijvoeglijk naamwoord
- unsociable bijvoeglijk naamwoord
- shy bijvoeglijk naamwoord
timid
skittish; timid; jittery; nervous; jumpy; nervy
- skittish bijvoeglijk naamwoord
- timid bijvoeglijk naamwoord
- jittery bijvoeglijk naamwoord
- nervous bijvoeglijk naamwoord
- jumpy bijvoeglijk naamwoord
- nervy bijvoeglijk naamwoord
timid

– showing fear and lack of confidence ¹
timid
– showing fear and lack of confidence ¹
- timid bijvoeglijk naamwoord
timid

– lacking conviction or boldness or courage ¹
faint; timid; faint-hearted; fainthearted
– lacking conviction or boldness or courage ¹
- faint bijvoeglijk naamwoord
  - faint heart ne'er won fair lady¹
- timid bijvoeglijk naamwoord
- faint-hearted bijvoeglijk naamwoord
- fainthearted bijvoeglijk naamwoord
timid

– lacking self-confidence ¹
shy; timid; diffident; unsure
– lacking self-confidence ¹
- shy bijvoeglijk naamwoord
- timid bijvoeglijk naamwoord
  - problems that call for bold not timid responses¹
- diffident bijvoeglijk naamwoord
  - stood in the doorway diffident and abashed¹
- unsure bijvoeglijk naamwoord
  - a very unsure young man¹

timid

timid
timid; bashful
- timid
- bashful
timid
timid; pusillanimous
- timid
- pusillanimous
timid
frightened; scared; timid
- frightened
- scared
- timid
timid
timid
- timid
timid
timid; fearful; timorous
- timid
- fearful
- timorous

timid [the ~] zelfstandig naamwoord

the timid

– people who are fearful and cautious ¹
the cautious; the timid
– people who are fearful and cautious ¹
- cautious [the ~] zelfstandig naamwoord
- timid [the ~] zelfstandig naamwoord
  - whitewater rafting is not for the timid¹

Verwante woorden van "timid":

timidness, timider, timidest, timidly

Alternatieve synoniemen voor "timid":

bashful; coy; fearful; timorous; trepid; intimidated; mousy; mousey; shy; afraid; backward; cowardly; unadventurous; unassertive
diffident; shy; unsure; unconfident
faint; fainthearted; faint-hearted; cowardly
cautious; people

Antoniemen van "timid":

bold; brave

Verwante definities voor "timid":

showing fear and lack of confidence¹
lacking conviction or boldness or courage¹
lacking self-confidence¹
- problems that call for bold not timid responses¹
people who are fearful and cautious¹
- whitewater rafting is not for the timid¹

Verwante synoniemen voor timid

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University