Engels

Uitgebreide vertaling voor get away (Engels) in het Nederlands

get away:

to get away werkwoord (gets away, got away, getting away)

  1. to get away (escape; elude; break away)
    vluchten; wegkomen; ontvluchten; weglopen; ontsnappen aan; zich vrijmaken; ontkomen; wegrennen; ontglippen
    • vluchten werkwoord (vlucht, vluchtte, vluchtten, gevlucht)
    • wegkomen werkwoord (kom weg, komt weg, kwam weg, kwamen weg, weggekomen)
    • ontvluchten werkwoord (ontvlucht, ontvluchtte, ontvluchtten, ontvlucht)
    • weglopen werkwoord (loop weg, loopt weg, liep weg, liepen weg, weggelopen)
    • ontsnappen aan werkwoord
    • zich vrijmaken werkwoord
    • ontkomen werkwoord (ontkom, ontkomt, ontkwam, ontkwamen, ontkomen)
    • wegrennen werkwoord (ren weg, rent weg, rende weg, renden weg, weggerend)
    • ontglippen werkwoord (ontglip, ontglipt, ontglipte, ontglipten, ontglipt)
  2. to get away
    wegkomen
    • wegkomen werkwoord (kom weg, komt weg, kwam weg, kwamen weg, weggekomen)
  3. to get away
    wegkrijgen
    • wegkrijgen werkwoord (krijg weg, krijgt weg, kreeg weg, kregen weg, weggekregen)
  4. to get away
    heenkomen
  5. to get away (ascend; take off; rise; )
    opstijgen; omhoogkomen; opvliegen
    • opstijgen werkwoord (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
    • omhoogkomen werkwoord (kom omhoog, komt omhoog, kwam omhoog, kwamen omhoog, omhooggekomen)
    • opvliegen werkwoord (vlieg op, vliegt op, vloog op, vlogen op, opgevlogen)

Conjugations for get away:

present
  1. get away
  2. get away
  3. gets away
  4. get away
  5. get away
  6. get away
simple past
  1. got away
  2. got away
  3. got away
  4. got away
  5. got away
  6. got away
present perfect
  1. have gotten away
  2. have gotten away
  3. has gotten away
  4. have gotten away
  5. have gotten away
  6. have gotten away
past continuous
  1. was getting away
  2. were getting away
  3. was getting away
  4. were getting away
  5. were getting away
  6. were getting away
future
  1. shall get away
  2. will get away
  3. will get away
  4. shall get away
  5. will get away
  6. will get away
continuous present
  1. am getting away
  2. are getting away
  3. is getting away
  4. are getting away
  5. are getting away
  6. are getting away
subjunctive
  1. be gotten away
  2. be gotten away
  3. be gotten away
  4. be gotten away
  5. be gotten away
  6. be gotten away
diverse
  1. get away!
  2. let's get away!
  3. gotten away
  4. getting away
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor get away:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omhoogkomen ascent; going up; increase; rise; rising; uplift
opstijgen ascent; going up; increase; rise; rising; uplift
opvliegen flare up; flying up
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heenkomen get away
omhoogkomen ascend; be off; be on the upgrade; become higher; become larger; bristle; climb; flare up; fly up; get away; go up; go upward; grow; increase; mount; rise; rise to the surface; start; take off come up; rise; rise to the surface
ontglippen break away; elude; escape; get away be a slip of the tongue; escape; slip
ontkomen break away; elude; escape; get away escape
ontsnappen aan break away; elude; escape; get away
ontvluchten break away; elude; escape; get away escape
opstijgen ascend; be off; be on the upgrade; become higher; become larger; bristle; climb; flare up; fly up; get away; go up; go upward; grow; increase; mount; rise; rise to the surface; start; take off ascend; fly away; fly off; fly out; go up; rise; take off
opvliegen ascend; be off; be on the upgrade; become higher; become larger; bristle; climb; flare up; fly up; get away; go up; go upward; grow; increase; mount; rise; rise to the surface; start; take off fly up
vluchten break away; elude; escape; get away escape; flee; fly
wegkomen break away; elude; escape; get away
wegkrijgen get away
weglopen break away; elude; escape; get away run away from home; run off; walk away
wegrennen break away; elude; escape; get away dash away; dash off; hurry away; hurry off; run away; run off; scamper away; scamper off; scoot; scuttle away
zich vrijmaken break away; elude; escape; get away
- break loose; escape; get by; get off; get out
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- escape

Synoniemen voor "get away":


Verwante definities voor "get away":

  1. escape potentially unpleasant consequences; get away with a forbidden action1
  2. run away from confinement1
  3. remove oneself from a familiar environment, usually for pleasure or diversion1
    • The president of the company never manages to get away during the summer1

Wiktionary: get away


Cross Translation:
FromToVia
get away opsodemieteren verschwindenumgangssprachlich: den Ort des Geschehens verlassen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van get away