Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- harshness:
- harsh:
-
Wiktionary:
- harshness → felheid, guurheid, schelheid, scherpheid, schrilheid, scherpte, oneffenheid, hardheid, strafheid, strengheid, bitterheid, verbittering
- harsh → ruw, wreed, zwaar, grof, lomp
- harsh → bar, duchtig, hard, straf, streng, zwaar, bitter, bijtend, doordringend, fel, guur, schel, scherp, schril, snerpend
Engels
Uitgebreide vertaling voor harshness (Engels) in het Nederlands
harshness:
-
the harshness (severity; strictness; sternness)
-
the harshness (roughness)
-
the harshness (grimness)
Vertaal Matrix voor harshness:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
barsheid | grimness; harshness | |
gestrengheid | harshness; severity; sternness; strictness | |
hardhandigheid | harshness; roughness | |
onverbiddelijkheid | harshness; severity; sternness; strictness | |
ruwheid | harshness; roughness | bumpiness; roughness; unevenness |
strengheid | harshness; severity; sternness; strictness | |
- | abrasiveness; cruelness; cruelty; roughness; scratchiness |
Verwante woorden van "harshness":
Synoniemen voor "harshness":
Verwante definities voor "harshness":
Wiktionary: harshness
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• harshness | → felheid; guurheid; schelheid; scherpheid; schrilheid; scherpte | ↔ acrimonie — agressivité verbale due à une mauvaise humeur. |
• harshness | → oneffenheid; hardheid | ↔ aspérité — qualité de ce qui est raboteux, inégal. |
• harshness | → hardheid; strafheid; strengheid | ↔ austérité — rigueur des pratiques et des doctrines religieux, mortification des sens et de l’esprit. |
• harshness | → felheid; guurheid; schelheid; scherpheid; schrilheid; scherpte; bitterheid; verbittering | ↔ âcreté — qualité de ce qui est âcre. |
• harshness | → felheid; guurheid; schelheid; scherpheid; schrilheid; scherpte | ↔ âpreté — qualité de ce qui est âpre. |
harshness vorm van harsh:
-
harsh (callous; hard; heartless; ruthless; merciless; cruel; relentless; pitiless)
onbarmhartig; ongenadig; hard; hardvochtig-
onbarmhartig bijvoeglijk naamwoord
-
ongenadig bijvoeglijk naamwoord
-
hard bijvoeglijk naamwoord
-
hardvochtig bijvoeglijk naamwoord
-
-
harsh (hard-handed; rough; hard; violent)
hard; ruw; hardhandig; onzacht-
hard bijvoeglijk naamwoord
-
ruw bijvoeglijk naamwoord
-
hardhandig bijvoeglijk naamwoord
-
onzacht bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor harsh:
Verwante woorden van "harsh":
Synoniemen voor "harsh":
Antoniemen van "harsh":
Verwante definities voor "harsh":
Wiktionary: harsh
harsh
harsh
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• harsh | → bar; duchtig; hard; straf; streng; zwaar | ↔ austère — Qui est rigoureux pour le corps et qui mortifier les sens et l’esprit. — note Se dit surtout des doctrines et des pratiques religieux. |
• harsh | → bar; duchtig; hard; straf; streng; zwaar | ↔ sévère — Qui est rigide, sans indulgence. |
• harsh | → bitter; bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend | ↔ âcre — Qui a quelque chose de piquant et d’irritant. |
• harsh | → bijtend; doordringend; fel; guur; schel; scherp; schril; snerpend | ↔ âpre — Qui, par sa rudesse ou son âcreté, produit une sensation désagréable aux organes du toucher, de l’ouïe ou du goût. |