Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. housewifely:
  2. housewife:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor housewifely (Engels) in het Nederlands

housewifely:

housewifely bijvoeglijk naamwoord

  1. housewifely (motherly)
    huismoederlijk
  2. housewifely (motherly; matronly)
    moederlijk

Vertaal Matrix voor housewifely:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
moederlijk housewifely; matronly; motherly
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
huismoederlijk housewifely; motherly

Verwante woorden van "housewifely":


Synoniemen voor "housewifely":


Verwante definities voor "housewifely":

  1. related or suited to a housewife1
    • housewifely virtues1

housewifely vorm van housewife:

housewife [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the housewife
    de huisvrouw

Vertaal Matrix voor housewife:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
huisvrouw housewife
- homemaker; lady of the house; woman of the house

Verwante woorden van "housewife":


Synoniemen voor "housewife":

  • homemaker; lady of the house; woman of the house; wife; married woman

Verwante definities voor "housewife":

  1. a wife who manages a household while her husband earns the family income1

Wiktionary: housewife

housewife
noun
  1. female head of household
housewife
noun
  1. een vrouw die thuisblijft om het huishouden te doen

Cross Translation:
FromToVia
housewife huisvrouw Hausfrau — eine Frau, die Hausarbeiten erledigt
housewife huisvrouw femme au foyerfemme, souvent mère, qui n’a pas d’activité professionnelle.