Engels

Uitgebreide vertaling voor office (Engels) in het Nederlands

office:

office [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the office (office block)
    het kantoor; het kantoorgebouw
  2. the office (organization; bureau; organisation)
    de organisatie; de instelling; de instantie; het lichaam
  3. the office (ministry; department)
    het ministerie; de departement

Vertaal Matrix voor office:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
departement department; ministry; office branch; brigade; department; department (France); detachment; district of a judge; division; judical district; jurisdiction; province; section; ward
instantie bureau; office; organisation; organization authority; ruler
instelling bureau; office; organisation; organization adjustment; establishment; foundation; founding; getting sharp; installation; mental state; mentality; setting; state of mind; tuning
kantoor office; office block
kantoorgebouw office; office block
lichaam bureau; office; organisation; organization anatomy; body; corpus; human body
ministerie department; ministry; office ministry
organisatie bureau; office; organisation; organization association; building; circle; club; construction; corporation; craft; craft guild; craft union; guild; organization; professional organisation; professional organization; society; union
- agency; authority; berth; billet; bureau; business office; federal agency; function; government agency; office staff; part; place; position; post; power; role; situation; spot
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- secretariat; secretary's office

Verwante woorden van "office":


Synoniemen voor "office":


Verwante definities voor "office":

  1. a job in an organization1
  2. the actions and activities assigned to or required or expected of a person or group1
  3. a religious rite or service prescribed by ecclesiastical authorities1
    • the offices of the mass1
  4. place of business where professional or clerical duties are performed1
    • he rented an office in the new building1
  5. an administrative unit of government1
  6. professional or clerical workers in an office1
    • the whole office was late the morning of the blizzard1
  7. (of a government or government official) holding an office means being in power1
    • being in office already gives a candidate a great advantage1
    • during his first year in office1

Wiktionary: office

office
noun
  1. ceremonial service
  2. good office
  3. administrative unit
  4. building or room
office
noun
  1. een bezigheid waaruit men inkomsten haalt
  2. een (politie)kantoor
  3. een kantoor
  4. een instelling waar allerlei administratieve handelingen worden uitgevoerd

Cross Translation:
FromToVia
office bureau; kantoor BüroDienststelle oder Geschäftsräumlichkeit, in der verschiedene schriftliche oder verwaltungstechnische Arbeiten erledigt werden
office advocatenkantoor; bureau; bureel; kantoor bureau — (vieilli) désuet|fr étoffe de bure.
office advocatenkantoor; privaat; toilet; gemak; plee; kleinste kamertje cabinet — Petite pièce retirée.
office ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats; post; wachtpost; werkgelegenheid emploiusage qu’on fait de quelque chose.
office ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats; functie fonction — Activité qui tend à un but précis
office loket; balie guichet — Ouverture pratiquée dans un mur ou aménagée dans une cloison à claire-voie par laquelle on communique avec les employés d’une administration publique ou privée.
office dienst; magazijn; provisiekamer; provisiekast; voorraadkamer; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats office — Fonction, emploi
office dienst; eetservies; servies; afdeling; geleding; sectie; ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats serviceétat, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van office