Engels

Uitgebreide vertaling voor sheltered (Engels) in het Nederlands

sheltered:

sheltered bijvoeglijk naamwoord

  1. sheltered (protected)
    afgeschermd
  2. sheltered (protected)
    luw; windluw
    • luw bijvoeglijk naamwoord
    • windluw bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor sheltered:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
luw protected; sheltered
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgeschermd protected; sheltered
windluw protected; sheltered

Verwante woorden van "sheltered":


Synoniemen voor "sheltered":


Verwante definities voor "sheltered":

  1. protected from danger or bad weather1
    • a sheltered harbor1

Wiktionary: sheltered

sheltered
adjective
  1. uit de wind, windstil

shelter:

shelter [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the shelter (asylum; refuge; safety zone; retreat)
    het asiel
    • asiel [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the shelter (accommodation; housing; lodging; quarters; lodgings)
    de accommodatie; de verblijfplaats; de huisvesting; het onderdak; de behuizing; het onderkomen; het kwartier; het tehuis
  3. the shelter (hiding place; refuge; underground shelter; )
    de schuilplaats; het toevluchtsoord; de toevlucht; de schuilkelder; de schuilhoek; de wijkplaats; de stek
  4. the shelter
    de abri; het wachthuisje
    • abri [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wachthuisje [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. the shelter (refuge; asylum; retreat)
    het opvangcentrum; het hospitium; het asiel
  6. the shelter (crisis centre)
    het opvangcentrum
  7. the shelter (accommodation; somewhere to sleep)
    de huisvesting; het onderdak; het onderkomen
  8. the shelter (refuge)
    de schuilplaats; de wijkplaats; de vrijplaats
  9. the shelter (lee)
    de beschutting; de luwte
    • beschutting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • luwte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  10. the shelter (protection; cover; patronage)
    de bescherming; de protectie
  11. the shelter (hiding place; refuge; lurking-place)
    schuilhol
  12. the shelter (refuge; asylum)
    toevluchtshaven

to shelter werkwoord (shelters, sheltered, sheltering)

  1. to shelter (refuge; hide)
    schuilen; uitwijken; toevluchten; wegkruipen
    • schuilen werkwoord (schuil, schuilt, schuilde, schuilden, geschuild)
    • uitwijken werkwoord
    • toevluchten werkwoord
    • wegkruipen werkwoord (kruip weg, kruipt weg, kroop weg, kropen weg, weggekropen)
  2. to shelter (lodge; accommodate; house; take in to the house)
    – provide shelter for 1
    accommoderen; onderbrengen; huizen; herbergen; huisvesten; iemand huisvesten; onderdak verschaffen; onderdak geven; onderdak verlenen
    • accommoderen werkwoord (accomodeer, accomodeert, accomodeerde, accomodeerden, geaccomodeerd)
    • onderbrengen werkwoord (breng onder, brengt onder, bracht onder, brachten onder, ondergebracht)
    • huizen werkwoord (huis, huist, huisde, huisden, gehuisd)
    • herbergen werkwoord (herberg, herbergt, herbergde, herbergden, geherbergd)
    • huisvesten werkwoord (huisvest, huisvestte, huisvestten, gehuisvest)
    • iemand huisvesten werkwoord
    • onderdak verschaffen werkwoord (verschaf onderdak, verschaft onderdak, verschafte onderdak, verschaften onderdak, onderdak verschaft)
    • onderdak geven werkwoord (geef onderdak, geeft onderdak, gaf onderdak, gaven onderdak, onderdak gegeven)
    • onderdak verlenen werkwoord (verleen onderdak, verleent onderdak, verleende onderdak, verleenden onderdak, onderdak verleend)
  3. to shelter (offer someone lodges; place; accomodate someone; )
    onderdak verschaffen; plaatsen; huisvesten; herbergen; onderbrengen; onderdak geven; iemand onderdak verlenen
    • onderdak verschaffen werkwoord (verschaf onderdak, verschaft onderdak, verschafte onderdak, verschaften onderdak, onderdak verschaft)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • huisvesten werkwoord (huisvest, huisvestte, huisvestten, gehuisvest)
    • herbergen werkwoord (herberg, herbergt, herbergde, herbergden, geherbergd)
    • onderbrengen werkwoord (breng onder, brengt onder, bracht onder, brachten onder, ondergebracht)
    • onderdak geven werkwoord (geef onderdak, geeft onderdak, gaf onderdak, gaven onderdak, onderdak gegeven)

Conjugations for shelter:

present
  1. shelter
  2. shelter
  3. shelters
  4. shelter
  5. shelter
  6. shelter
simple past
  1. sheltered
  2. sheltered
  3. sheltered
  4. sheltered
  5. sheltered
  6. sheltered
present perfect
  1. have sheltered
  2. have sheltered
  3. has sheltered
  4. have sheltered
  5. have sheltered
  6. have sheltered
past continuous
  1. was sheltering
  2. were sheltering
  3. was sheltering
  4. were sheltering
  5. were sheltering
  6. were sheltering
future
  1. shall shelter
  2. will shelter
  3. will shelter
  4. shall shelter
  5. will shelter
  6. will shelter
continuous present
  1. am sheltering
  2. are sheltering
  3. is sheltering
  4. are sheltering
  5. are sheltering
  6. are sheltering
subjunctive
  1. be sheltered
  2. be sheltered
  3. be sheltered
  4. be sheltered
  5. be sheltered
  6. be sheltered
diverse
  1. shelter!
  2. let's shelter!
  3. sheltered
  4. sheltering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor shelter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abri shelter bus stop
accommodatie accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter accommodation; facility; lodging
asiel asylum; refuge; retreat; safety zone; shelter refuge; refugee camp; safety zone
behuizing accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter case; casing; housing; shell
bescherming cover; patronage; protection; shelter administration; control; data protection; guardianship; management; protection; safety; security; supervision; surveillance
beschutting lee; shelter covering; safety; security
dierenasiel animal shelter
hospitium asylum; refuge; retreat; shelter
huisvesting accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter; somewhere to sleep accomodation; housing; housing department
kwartier accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter accomodation; fifteen minutes; housing; quarter of an hour
luwte lee; shelter
onderdak accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter; somewhere to sleep accommodation; facility; lodging
onderkomen accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter; somewhere to sleep
opvangcentrum asylum; crisis centre; refuge; retreat; shelter
protectie cover; patronage; protection; shelter protection; safety
schuilhoek asylum; free port; haven of refuge; hiding place; lurking-place; port of distress; port of refuge; refuge; safety zone; shelter; underground shelter corner; hiding-place; nook
schuilhol hiding place; lurking-place; refuge; shelter
schuilkelder asylum; free port; haven of refuge; hiding place; lurking-place; port of distress; port of refuge; refuge; safety zone; shelter; underground shelter
schuilplaats asylum; free port; haven of refuge; hiding place; lurking-place; port of distress; port of refuge; refuge; safety zone; shelter; underground shelter burrow; den; hole; lair
stek asylum; free port; haven of refuge; hiding place; lurking-place; port of distress; port of refuge; refuge; safety zone; shelter; underground shelter cutting; shoot; sprig; sprout
tehuis accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter
toevlucht asylum; free port; haven of refuge; hiding place; lurking-place; port of distress; port of refuge; refuge; safety zone; shelter; underground shelter
toevluchtshaven asylum; refuge; shelter
toevluchtsoord asylum; free port; haven of refuge; hiding place; lurking-place; port of distress; port of refuge; refuge; safety zone; shelter; underground shelter refuge
verblijfplaats accommodation; housing; lodging; lodgings; quarters; shelter residence
vrijplaats refuge; shelter refugee camp; safety zone
wachthuisje shelter
wijkplaats asylum; free port; haven of refuge; hiding place; lurking-place; port of distress; port of refuge; refuge; safety zone; shelter; underground shelter refuge
- protection; tax shelter
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accommoderen accommodate; house; lodge; shelter; take in to the house accomodate
herbergen accommodate; accomodate someone; board; house; lodge; offer someone lodges; place; shelter; station; take in to the house
huisvesten accommodate; accomodate someone; board; house; lodge; offer someone lodges; place; shelter; station; take in to the house
huizen accommodate; house; lodge; shelter; take in to the house
iemand huisvesten accommodate; house; lodge; shelter; take in to the house
iemand onderdak verlenen accomodate someone; board; lodge; offer someone lodges; place; shelter; station
onderbrengen accommodate; accomodate someone; board; house; lodge; offer someone lodges; place; shelter; station; take in to the house
onderdak geven accommodate; accomodate someone; board; house; lodge; offer someone lodges; place; shelter; station; take in to the house
onderdak verlenen accommodate; house; lodge; shelter; take in to the house
onderdak verschaffen accommodate; accomodate someone; board; house; lodge; offer someone lodges; place; shelter; station; take in to the house
plaatsen accomodate someone; board; lodge; offer someone lodges; place; shelter; station add; allocate; assemble; construct; deposit; fit; instal; install; lay; laydown; locate; place; position; post; put; put down; set; set down; set up; situate; station
schuilen hide; refuge; shelter
toevluchten hide; refuge; shelter
uitwijken hide; refuge; shelter escape; flee a country; give way; go into exile; move out of the way
wegkruipen hide; refuge; shelter
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- air-raid shelter

Verwante woorden van "shelter":


Synoniemen voor "shelter":


Verwante definities voor "shelter":

  1. a structure that provides privacy and protection from danger1
  2. protective covering that provides protection from the weather1
  3. temporary housing for homeless or displaced persons1
  4. a way of organizing business to reduce the taxes it must pay on current earnings1
  5. the condition of being protected1
  6. invest (money) so that it is not taxable1
  7. provide shelter for1
    • After the earthquake, the government could not provide shelter for the thousands of homeless people1

Wiktionary: shelter

shelter
noun
  1. a refuge or other protection
shelter
noun
  1. plaats waar men kan verblijven of schuilen

Cross Translation:
FromToVia
shelter shelter HangarMilitär: als Betonröhre konzipierter, zumeist mit Erde bedeckter und zur Tarnung mit Gras bewachsener Luftschutzbunker, in dem auf Militärflugplätzen militärisches Fluggerät zum Schutz vor Fremdeinwirkung untergestellt wird
shelter schat; toevluchtsoord; bolwerk Hort — dichter.|, sonst va.|: (vor allem aus Gold beziehungsweise goldenen Gegenständen zusammengesetzter) Schatz
shelter abri Obdach — vorübergehende Unterkunft
shelter heenkomen; schuilplaats; toeverlaat; toevlucht; toevluchtsoord; afdak; luifel; markies; zonnescherm; bunker; asiel; vrijplaats; wachthuisje; abri; schutdak abriTraductions à trier suivant le sens.
shelter beveiligen; in veiligheid brengen; veilig stellen; vrijwaren; behoeden; beschermen; gastvrijheid verlenen aan; onderdak bieden; onder dak brengen; beschutten abriter — mettre à l'abri