Engels

Uitgebreide vertaling voor sickness (Engels) in het Nederlands

sickness:

sickness [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sickness (illness; nausea; rottenness)
    de misselijkheid; de ongesteldheid; de onpasselijkheid

Vertaal Matrix voor sickness:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
misselijkheid illness; nausea; rottenness; sickness
ongesteldheid illness; nausea; rottenness; sickness menses; menstruation; period
onpasselijkheid illness; nausea; rottenness; sickness
- illness; malady; nausea; unwellness

Verwante woorden van "sickness":


Synoniemen voor "sickness":


Antoniemen van "sickness":

  • wellness

Verwante definities voor "sickness":

  1. impairment of normal physiological function affecting part or all of an organism1
  2. the state that precedes vomiting1
  3. defectiveness or unsoundness1
    • drugs have become a sickness they cannot cure1
    • a great sickness of his judgment1

Wiktionary: sickness

sickness
noun
  1. -
sickness
noun
  1. vorm van onpasselijkheid die gepaard kan gaan met een neiging tot braken, als signaal van het lichaam dat er iets mis is of als reactie op iets onaangenaams

Cross Translation:
FromToVia
sickness indispositie; ongesteldheid Unwohlsein — gefühlte körperliche oder psychische Unstimmigkeit
sickness aandoening; kwaal; ziekte; ongezondheid; flauwheid; zachtheid; zwakheid; zwakte; gebrekkigheid; invaliditeit; gebrek infirmitéaffection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme.
sickness ziekte; aandoening; kwaal; ongezondheid maladie — maladie

sick:

sick bijvoeglijk naamwoord

  1. sick (sickly; nauseous; nasty)
    misselijk; onpasselijk; naar; onwel
  2. sick (tired; enough)
    beu
    • beu bijvoeglijk naamwoord
  3. sick (faint; weak; feeble; )
    zwak; ziekelijk; wee; slap; bleekjes; pips; slapjes
  4. sick (pathological)
    pathologisch; ziekelijk
  5. sick (nauseous; queasy)
    spuugmisselijk; spuugzat
  6. sick (ghastly; grim; gruesome; macabre; grisly)
    – shockingly repellent; inspiring horror 1
    gruwelijk

Vertaal Matrix voor sick:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wee contraction; labour pain; woe
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- barf; be sick; cast; cat; disgorge; puke; purge; regorge; retch; spew; vomit; vomit up
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gruwelijk ghastly; grim; grisly; gruesome; macabre; sick horrible
misselijk nasty; nauseous; sick; sickly
naar nasty; nauseous; sick; sickly annoying; at; awkward; bothersome; disagreeable; dismal; for; inconvenient; just like; like; miserable; naseaus; rotten; to; towards; unpleasant; unwelcome; wretched
onpasselijk nasty; nauseous; sick; sickly
onwel nasty; nauseous; sick; sickly
pathologisch pathological; sick
pips faint; feeble; frail; pale; sick; wan; weak off colour; pale; washed out
slap faint; feeble; frail; pale; sick; wan; weak abstemious; bad; bland; characterless; diluted; drained; faint; feeble; fragile; frail; insipid; languid; lifeless; limp; liquid; listless; no energy; poor; slackly; spineless; washed out; washed-out; watery; weak; without character
spuugzat nauseous; queasy; sick
wee faint; feeble; frail; pale; sick; wan; weak ah
ziekelijk faint; feeble; frail; pale; pathological; sick; wan; weak
zwak faint; feeble; frail; pale; sick; wan; weak delicate; dizy; faint; feeble; fragile; frail; inferior; mediocre; not bad; not very good; poor; ragged; ramshackle; rickety; tender; vulnerable; weak; wobbly; wonky
- brainsick; crazy; demented; disgusted; disturbed; fed up; ill; mad; nauseated; nauseous; pale; pallid; queasy; sick of; sickish; tired of; unbalanced; unhinged; wan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bleekjes faint; feeble; frail; pale; sick; wan; weak
slapjes faint; feeble; frail; pale; sick; wan; weak abstemious; bad; faint; feeble; frail; poor; slackly; weak
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- insane
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beu enough; sick; tired
spuugmisselijk nauseous; queasy; sick

Verwante woorden van "sick":


Synoniemen voor "sick":


Antoniemen van "sick":


Verwante definities voor "sick":

  1. shockingly repellent; inspiring horror1
  2. deeply affected by a strong feeling1
    • sat completely still, sick with envy1
    • she was sick with longing1
  3. having a strong distaste from surfeit1
    • sick to death of flattery1
    • gossip that makes one sick1
  4. affected with madness or insanity1
  5. (of light) lacking in intensity or brightness; dim or feeble1
  6. affected by an impairment of normal physical or mental function1
  7. feeling nausea; feeling about to vomit1
  8. people who are sick1
    • they devote their lives to caring for the sick1
  9. eject the contents of the stomach through the mouth1

Wiktionary: sick

sick
adjective
  1. in poor health
noun
  1. sick people
sick
adjective
  1. tot braken geneigd
  2. geestelijk ongezond

Cross Translation:
FromToVia
sick ziek krank — körperlich, gesundheitlich eingeschränkt sein
sick macaber makaber — eine groteske Form von Humor betreffend (oft im Zusammenhang mit Tod oder Krankheit verwendet)
sick zlecht; vuil; rotten schlecht — nicht mehr gut, etwa bei Lebensmitteln verschimmelt
sick ziek malade — Dont la santé est altérée
sick ziek malade — Sens 2
sick ongezond; naar; ziek; gemeen; immoreel; onzedelijk; zedeloos; zedenkwetsend malsain — Qui n’est pas sain, qui a en soi le germe de quelque maladie. (Sens général).

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van sickness