Engels

Uitgebreide vertaling voor single (Engels) in het Nederlands

single:

single bijvoeglijk naamwoord

  1. single (one; a; an)
    een; eentje
    • een bijvoeglijk naamwoord
    • eentje bijvoeglijk naamwoord
  2. single (unmarried)
    ongehuwd
  3. single (unmarried)
    ongetrouwd
  4. single (unattached)
    vrijgezel; alleenstaand; ongebonden
  5. single (one man)
    eenpersoons; eenmans
  6. single (bachelor; spinster; unattached)
    alleenstaand; single
  7. single
    op zichzelf

single [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the single (bachelor)
    de vrijgezel; alleenstaande
  2. the single (single record)
    het singeltje; het plaatje

Vertaal Matrix voor single:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alleenstaande bachelor; single one person household
plaatje single; single record illustration; photo; photograph; picture
singeltje single; single record
vrijgezel bachelor; single unmarried person
- 1; I; ace; bingle; one; unity
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alleenstaand bachelor; single; spinster; unattached apart; free-standing; isolated; on its own; separate; solo
een a; an; one; single 1; ane; i; one
eenpersoons one man; single
ongebonden single; unattached undisciplined; unfettered; ungovernable; unmanageable; unrestrained; unruly
ongehuwd single; unmarried
ongetrouwd single; unmarried
- exclusive; individual; undivided; unmarried
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- one; only; sole
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eenmans one man; single
eentje a; an; one; single
op zichzelf single
single bachelor; single; spinster; unattached
vrijgezel single; unattached

Verwante woorden van "single":


Synoniemen voor "single":


Antoniemen van "single":


Verwante definities voor "single":

  1. being or characteristic of a single thing or person1
  2. not divided among or brought to bear on more than one object or objective1
    • judging a contest with a single eye1
    • a single devotion to duty1
  3. not married or related to the unmarried state1
    • sex and the single girl1
    • single parenthood1
    • are you married or single?1
  4. having uniform application1
    • a single legal code for all1
  5. characteristic of or meant for a single person or thing1
    • single occupancy1
    • a single bed1
  6. existing alone or consisting of one entity or part or aspect or individual1
    • upon the hill stood a single tower1
    • had but a single thought which was to escape1
    • a single survivor1
    • a single serving1
    • a single lens1
    • a single thickness1
  7. used of flowers having usually only one row or whorl of petals1
    • single chrysanthemums resemble daisies and may have more than one row of petals1
  8. a base hit on which the batter stops safely at first base1
  9. the smallest whole number or a numeral representing this number1
  10. hit a single1
    • the batter singled to left field1

Wiktionary: single

single
adjective
  1. not married nor dating
noun
  1. one who is not married
single
noun
  1. enkelspel
adjective
  1. niet dubbel, bijvoorbeeld enkel spoor, enkele reis
adverb
  1. niet dubbel

Cross Translation:
FromToVia
single algemeen; gemeenschappelijk; gezamenlijk; gemeen commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.
single ongehuwd; ongetrouwd célibataire — Qui n’est pas marié
single diskette disquette — Petit disque souple enfermé dans une enveloppe rigide, utilisé en informatique comme moyen amovible de stockage d'information.
single alleen; enig; louter; verlaten seul — Qui est sans compagnie ; qui n’est point avec d’autres.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van single