Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. spice:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor spice (Engels) in het Nederlands

spice:

to spice werkwoord (spices, spiced, spicing)

  1. to spice (add spice to; season)
    kruiden; kruiden toevoegen
  2. to spice (marinade; season; pickle)
    marineren; toebereiden
    • marineren werkwoord (marineer, marineert, marineerde, marineerden, gemarineerd)
    • toebereiden werkwoord (bereid toe, bereidt toe, bereidde toe, bereidden toe, toebereid)

Conjugations for spice:

present
  1. spice
  2. spice
  3. spices
  4. spice
  5. spice
  6. spice
simple past
  1. spiced
  2. spiced
  3. spiced
  4. spiced
  5. spiced
  6. spiced
present perfect
  1. have spiced
  2. have spiced
  3. has spiced
  4. have spiced
  5. have spiced
  6. have spiced
past continuous
  1. was spicing
  2. were spicing
  3. was spicing
  4. were spicing
  5. were spicing
  6. were spicing
future
  1. shall spice
  2. will spice
  3. will spice
  4. shall spice
  5. will spice
  6. will spice
continuous present
  1. am spicing
  2. are spicing
  3. is spicing
  4. are spicing
  5. are spicing
  6. are spicing
subjunctive
  1. be spiced
  2. be spiced
  3. be spiced
  4. be spiced
  5. be spiced
  6. be spiced
diverse
  1. spice!
  2. let's spice!
  3. spiced
  4. spicing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

spice [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spice (herb; spices; flavouring; )
    de specerij; het kruid; de kruiderij
    • specerij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kruid [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kruiderij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the spice (flavouring; seasoning; flavourings; spices; flavoring)
    de smaakmaker

Vertaal Matrix voor spice:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kruid condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices
kruiden condiments; flavourings; herbs; seasonings; spices
kruiderij condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices condiment; condiments; seasonings; spices
marineren marinading; marinating
smaakmaker flavoring; flavouring; flavourings; seasoning; spice; spices
specerij condiment; condiments; flavoring; flavouring; flavourings; herb; spice; spices
toebereiden preparing
- spicery; spiciness
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kruiden add spice to; season; spice
kruiden toevoegen add spice to; season; spice
marineren marinade; pickle; season; spice
toebereiden marinade; pickle; season; spice prepare
- spice up; zest

Verwante woorden van "spice":


Synoniemen voor "spice":


Verwante definities voor "spice":

  1. the property of being seasoned with spice and so highly flavored1
  2. any of a variety of pungent aromatic vegetable substances used for flavoring food1
  3. aromatic substances of vegetable origin used as a preservative1
  4. make more interesting or flavorful1
  5. add herbs or spices to1

Wiktionary: spice

spice
noun
  1. plant matter used to season or flavour food
  2. any variety of spice
verb
  1. to add spice or spices to
spice
verb
  1. specerij bij een gerecht doen
noun
  1. een gedroogd plantendeel, anders dan een groen blad of stengel, dat als geur-, kleur- of smaakstof aan voedsel wordt toegevoegd

Cross Translation:
FromToVia
spice kruiden; smaakstof; kruiderij; specerij; specerijen GewürzPflanzenteile (besonders von Kraut), die gemahlen oder ganz einer Speise beigemengt werden, um ihren Geschmack zu verbessern
spice kruiden assaisonner — En cuisine
spice kruiderij; specerij; kruid épice — Condiment aromatique

Verwante vertalingen van spice