Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tanner:
  2. tan:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor tanner (Engels) in het Nederlands

tanner:

tanner [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tanner
    de leerlooier
  2. the tanner
    de looier
    • looier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the tanner (bob)
    het heitje
    • heitje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tanner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heitje bob; tanner
leerlooier tanner
looier tanner
- sixpence

Verwante woorden van "tanner":

  • tanners

Synoniemen voor "tanner":


Verwante definities voor "tanner":

  1. a craftsman who tans skins and hides1
  2. a small coin of the United Kingdom worth six pennies; not minted since 19701

Wiktionary: tanner

tanner
noun
  1. (beroep) een persoon die van de huid van dieren leer maakt

tanner vorm van tan:

to tan werkwoord (tans, tanned, tanning)

  1. to tan
    zonnen
    • zonnen werkwoord (zon, zont, zonde, zonden, gezond)
  2. to tan
    tanen; looien; leerlooien
    • tanen werkwoord (taan, taant, taande, taanden, getaand)
    • looien werkwoord (looi, looit, looide, looiden, gelooid)
    • leerlooien werkwoord (looi leer, looit leer, looide leer, looiden leer, leer gelooid)
  3. to tan (bronze; brown)
    bronzen; bruinen
    • bronzen werkwoord (brons, bronst, bronsde, bronsden, gebronsd)
    • bruinen werkwoord (bruin, bruint, bruinde, bruinden, gebruind)

Conjugations for tan:

present
  1. tan
  2. tan
  3. tans
  4. tan
  5. tan
  6. tan
simple past
  1. tanned
  2. tanned
  3. tanned
  4. tanned
  5. tanned
  6. tanned
present perfect
  1. have tanned
  2. have tanned
  3. has tanned
  4. have tanned
  5. have tanned
  6. have tanned
past continuous
  1. was tanning
  2. were tanning
  3. was tanning
  4. were tanning
  5. were tanning
  6. were tanning
future
  1. shall tan
  2. will tan
  3. will tan
  4. shall tan
  5. will tan
  6. will tan
continuous present
  1. am tanning
  2. are tanning
  3. is tanning
  4. are tanning
  5. are tanning
  6. are tanning
subjunctive
  1. be tanned
  2. be tanned
  3. be tanned
  4. be tanned
  5. be tanned
  6. be tanned
diverse
  1. tan!
  2. let's tan!
  3. tanned
  4. tanning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

tan bijvoeglijk naamwoord

  1. tan (beige; light-brown; caramel)
    beige; lichtbruin

tan [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the tan (tan-bark)
    de looi
    • looi [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beige beige
looi tan; tan-bark
- burn; sunburn; suntan; tangent; topaz
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bronzen bronze; brown; tan
bruinen bronze; brown; tan
leerlooien tan
looien tan
tanen tan be shortcoming; decline; decrease; dwindle; fade away; go thieving; remove; shrink; take away; tarnish; wain
zonnen tan
- bronze
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beige beige; caramel; light-brown; tan
bronzen bronze
lichtbruin beige; caramel; light-brown; tan
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bark; decorticate; strip

Verwante woorden van "tan":

  • tans, tannest

Synoniemen voor "tan":


Verwante definities voor "tan":

  1. of a light yellowish-brown color1
  2. a light brown the color of topaz1
  3. ratio of the opposite to the adjacent side of a right-angled triangle1
  4. a browning of the skin resulting from exposure to the rays of the sun1
  5. get a tan, from wind or sun1
  6. treat skins and hides with tannic acid so as to convert them into leather1

Wiktionary: tan

tan
verb
  1. het bewerken van een dierenhuid ter vervaardiging van leer

Cross Translation:
FromToVia
tan tanen gerben — verarbeiten von rohen Tierhäuten zu Leder
tan tanen basaner — rare|fr Recouvrir de basane.
tan bruinen; bruin worden; verbranden bronzerrendre dur et résistant comme le bronze.
tan tanen tanner — Préparer les cuirs pour les rendre imputrescibles

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van tanner