Engels

Uitgebreide vertaling voor wrapping (Engels) in het Nederlands

wrapping:

wrapping [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the wrapping (cover; packaging; shell)
    de verpakking; het omhulsel; de huls; het omkleedsel; het omwindsel
  2. the wrapping (packaging; cover; wrapper)
    het omhulsel; de buitenkant; de huls; het omwindsel; het omkleedsel

Vertaal Matrix voor wrapping:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buitenkant cover; packaging; wrapper; wrapping appearance; exterior; look; looks; outer; outside
huls cover; packaging; shell; wrapper; wrapping
omhulsel cover; packaging; shell; wrapper; wrapping
omkleedsel cover; packaging; shell; wrapper; wrapping
omwindsel cover; packaging; shell; wrapper; wrapping
verpakking cover; packaging; shell; wrapping packing; preparation for market
- swathe; wrap; wrapper
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- cover; envelope; packing

Verwante woorden van "wrapping":

  • wrappings

Synoniemen voor "wrapping":


Verwante definities voor "wrapping":

  1. an enveloping bandage1
  2. the covering (usually paper or cellophane) in which something is wrapped1

Wiktionary: wrapping


Cross Translation:
FromToVia
wrapping verpacking; emballage Verpackung — Hülle, Behälter, Umhüllung, in die etwas verpackt ist
wrapping verpakking emballage — Résultat d'emballer

wrapping vorm van wrap:

to wrap werkwoord (wraps, wrapped, wrapping)

  1. to wrap (pack; package; wrap up; )
    emballeren; inpakken; verpakken; inwikkelen
    • emballeren werkwoord (emballeer, emballeert, emballeerde, emballeerden, geëmbaleerd)
    • inpakken werkwoord (pak in, pakt in, pakte in, pakten in, ingepakt)
    • verpakken werkwoord (verpak, verpakt, verpakte, verpakten, verpakt)
    • inwikkelen werkwoord (wikkel in, wikkelt in, wikkelde in, wikkelden in, ingewikkeld)
  2. to wrap (conceal; mask; cover; )
    maskeren; omhullen; bedekken; verhullen; versluieren; bemantelen; inhullen; hullen
    • maskeren werkwoord (masker, maskert, maskerde, maskerden, gemaskeerd)
    • omhullen werkwoord (omhul, omhult, omhulde, omhulden, omhuld)
    • bedekken werkwoord (bedek, bedekt, bedekte, bedekten, bedekt)
    • verhullen werkwoord (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • bemantelen werkwoord (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
    • inhullen werkwoord (hul in, hult in, hulde in, hulden in, ingehuld)
    • hullen werkwoord (hul, hult, hulde, hulden, gehuld)
  3. to wrap
    – To encapsulate another piece of software (usually a legacy program or test) so that the contained software can function in the environment of the wrapper. 2
    verpakken
    • verpakken werkwoord (verpak, verpakt, verpakte, verpakten, verpakt)

Conjugations for wrap:

present
  1. wrap
  2. wrap
  3. wraps
  4. wrap
  5. wrap
  6. wrap
simple past
  1. wrapped
  2. wrapped
  3. wrapped
  4. wrapped
  5. wrapped
  6. wrapped
present perfect
  1. have wrapped
  2. have wrapped
  3. has wrapped
  4. have wrapped
  5. have wrapped
  6. have wrapped
past continuous
  1. was wrapping
  2. were wrapping
  3. was wrapping
  4. were wrapping
  5. were wrapping
  6. were wrapping
future
  1. shall wrap
  2. will wrap
  3. will wrap
  4. shall wrap
  5. will wrap
  6. will wrap
continuous present
  1. am wrapping
  2. are wrapping
  3. is wrapping
  4. are wrapping
  5. are wrapping
  6. are wrapping
subjunctive
  1. be wrapped
  2. be wrapped
  3. be wrapped
  4. be wrapped
  5. be wrapped
  6. be wrapped
diverse
  1. wrap!
  2. let's wrap!
  3. wrapped
  4. wrapping
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

wrap [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the wrap (shawl; scarf; tie)
    de sjaal; de shawl; de halsdoek; de das
    • sjaal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • shawl [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • halsdoek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • das [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the wrap (shawl; kerchief)
    de sjaal; de shawl; de omslagdoek
    • sjaal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • shawl [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omslagdoek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the wrap
    – The circumstance in which one piece of software (the "wrapper") contains, encrypts, or encapsulates another piece of software (usually a legacy program or test) so that the contained software can function in the environment of the wrapper. 2

Vertaal Matrix voor wrap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken covering
das scarf; shawl; tie; wrap badger; knotted tie; necktie; tie
halsdoek scarf; shawl; tie; wrap scarf
omslagdoek kerchief; shawl; wrap
shawl kerchief; scarf; shawl; tie; wrap
sjaal kerchief; scarf; shawl; tie; wrap
verpakken packaging; packing
- wrapper; wrapping
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedekken blur; camouflage; conceal; cover; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap coat; cover; cover up
bemantelen blur; camouflage; conceal; cover; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap blur; conceal; disguise; gloss over; hide; hush up; mantle; suppress; veil
emballeren bale; board; crate; pack; package; wrap; wrap up pack; wrap up
hullen blur; camouflage; conceal; cover; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap
inhullen blur; camouflage; conceal; cover; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap
inpakken bale; board; crate; pack; package; wrap; wrap up catch; charm; dupe; pack; wrap up
inwikkelen bale; board; crate; pack; package; wrap; wrap up
maskeren blur; camouflage; conceal; cover; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap
omhullen blur; camouflage; conceal; cover; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap
verhullen blur; camouflage; conceal; cover; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap blur; conceal; disguise; gloss over; hide; hush up; mantle; suppress; veil
verpakken bale; board; crate; pack; package; wrap; wrap up
versluieren blur; camouflage; conceal; cover; envelop; mantle; mask; shroud; swathe; veil; wrap blur; conceal; disguise; gloss over; hide; hush up; mantle; suppress; veil
- enclose; enfold; envelop; enwrap; roll; twine; wind; wrap up
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
wrap wrap
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- wrap up

Verwante woorden van "wrap":


Synoniemen voor "wrap":


Antoniemen van "wrap":


Verwante definities voor "wrap":

  1. cloak that is folded or wrapped around a person1
  2. the covering (usually paper or cellophane) in which something is wrapped1
  3. a sandwich in which the filling is rolled up in a soft tortilla1
  4. arrange or fold as a cover or protection1
    • wrap the baby before taking her out1
  5. arrange or or coil around1
    • She wrapped her arms around the child1
  6. crash into so as to coil around1
    • The teenager wrapped his car around the fire hydrant1
  7. enclose or enfold completely with or as if with a covering1
  8. The circumstance in which one piece of software (the "wrapper") contains, encrypts, or encapsulates another piece of software (usually a legacy program or test) so that the contained software can function in the environment of the wrapper.2
  9. To encapsulate another piece of software (usually a legacy program or test) so that the contained software can function in the environment of the wrapper.2

Wiktionary: wrap

wrap
verb
  1. enclose in fabric, paper, etc
noun
  1. garment
wrap
verb
  1. draaiend iets buigzaams rond een voorwerp aanbrengen

Cross Translation:
FromToVia
wrap baken; inbakeren; inzwachtelen; omwikkelen emmaillotermettre un petit enfant dans un maillot.
wrap oprollen; strengelen; wikkelen; winden enroulerrouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même.

Verwante vertalingen van wrapping