Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. expense:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor expense (Engels) in het Zweeds

expense:

expense [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the expense (spending)
    kostnad
    • kostnad [-en] zelfstandig naamwoord
  2. the expense (sacrifice)
    uppoffring; offrande
  3. the expense (cost)
  4. the expense
    – A cost incurred by a business in an attempt to obtain revenue. 1
    kostnad
    • kostnad [-en] zelfstandig naamwoord

expense

  1. expense
  2. expense (outlay; disbursement; expenses)

Vertaal Matrix voor expense:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kostnad expense; spending cost; pay rate
offrande expense; sacrifice
uppoffring expense; sacrifice
- disbursal; disbursement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- write down; write off
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekostnad cost; expense
utgift expense expenditure
utlägg disbursement; expense; expenses; outlay

Verwante woorden van "expense":


Synoniemen voor "expense":


Verwante definities voor "expense":

  1. a detriment or sacrifice2
    • at the expense of2
  2. amounts paid for goods and services that may be currently tax deductible (as opposed to capital expenditures)2
  3. money spent to perform work and usually reimbursed by an employer2
    • he kept a careful record of his expenses at the meeting2
  4. reduce the estimated value of something2
  5. A cost incurred by a business in an attempt to obtain revenue.1

Wiktionary: expense

expense
noun
  1. loss

Cross Translation:
FromToVia
expense utgång sortieaction de sortir.

Verwante vertalingen van expense