Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. off:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor off (Engels) in het Zweeds

off:

off bijvoeglijk naamwoord

  1. off (from; out)
    från
    • från bijvoeglijk naamwoord
  2. off (completed; done; finished)
    gjort; färdig; avslutat
  3. off (inaccurate; incorrect; faulty; )
    fel
    • fel bijvoeglijk naamwoord
  4. off
    bort; iväg; ivägt
    • bort bijvoeglijk naamwoord
    • iväg bijvoeglijk naamwoord
    • ivägt bijvoeglijk naamwoord
  5. off (away)
    borta
    • borta bijvoeglijk naamwoord

off

  1. off (away; loose)
  2. off

Vertaal Matrix voor off:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fel absence; blame; blunder; bug; default; defect; defects; error; failing; failure; fault; flaw; flaws; imperfection; incorrectness; machine defect; mistake; oversight; reproach; shortcomings; slip; wrong
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bump off; dispatch; hit; murder; polish off; remove; slay
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- cancelled; sour; turned
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- away; forth
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
från from; of
loss away; loose; off
åstad off
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avslutat completed; done; finished; off accomplished; achieved; clear; complete; completed; concluded; evident; finished; out; over; prepared; ready; ready for use; round; topped off
bort off
borta away; off out
fel amiss; bad; false; faulty; inaccurate; incorrect; off; off target; wrong; wrongly disordered; higgledy-piggledy; jumbled; mistaken; wrong
från from; off; out as of
färdig completed; done; finished; off done; prepared; ready; ready for use; settled
gjort completed; done; finished; off
iväg off
ivägt off

Synoniemen voor "off":


Antoniemen van "off":


Verwante definities voor "off":

  1. not performing or scheduled for duties1
    • He's off every Tuesday1
  2. not in operation or operational1
    • the oven is off1
    • the lights are off1
  3. (of events) no longer planned or scheduled1
    • the wedding is definitely off1
  4. below a satisfactory level1
    • an off year for tennis1
    • his performance was off1
  5. in an unpalatable state1
  6. no longer on or in contact or attached1
    • clean off the dirt1
    • he shaved off his mustache1
  7. from a particular thing or place or position (`forth' is obsolete)1
    • went off to school1
    • they drove off1
  8. at a distance in space or time1
    • the boat was 5 miles off (or away)1
    • the party is still 2 weeks off (or away)1
  9. kill intentionally and with premeditation1

Wiktionary: off


Cross Translation:
FromToVia
off bort abweg, fort, weit ab, abgelegen
off vid sidan av abseitslokale Präposition (Präposition des Ortes) mit dem Genitiv: ein wenig entfernt, weg von
off avsides abseitslokales Adverb:außerhalb, beiseite
off offside abseitslokales Adverb, Fußball: eine spezielle Situation beim Fußballspiel, die zu einer Unterbrechung des Angriffes und zu einem Freistoß für die verteidigende Mannschaft führt
off ledig freiverfügbar, ohne Arbeit oder Verpflichtung

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van off