Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor sprig (Engels) in het Zweeds

sprig:

sprig [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the sprig (bough of a tree; branch; branch of a tree; bough)
    trädgren; lövruska
  2. the sprig (cutting; sprout; shoot)
    urklipp; stickling
  3. the sprig (twig; branch; stick; )
    gren; kvist; spö; ättling
    • gren zelfstandig naamwoord
    • kvist [-en] zelfstandig naamwoord
    • spö [-ett] zelfstandig naamwoord
    • ättling [-en] zelfstandig naamwoord
  4. the sprig (branch; twig; limb)
    gren
    • gren zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sprig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gren branch; limb; offspring; progeny; scion; shoot; spray; sprig; stick; twig anchor; branch; crutch; department; mainstay; side-branch
kvist branch; limb; offspring; progeny; scion; shoot; spray; sprig; stick; twig
lövruska bough; bough of a tree; branch; branch of a tree; sprig
spö branch; limb; offspring; progeny; scion; shoot; spray; sprig; stick; twig cane; whip
stickling cutting; shoot; sprig; sprout cutting; shoot; sprout
trädgren bough; bough of a tree; branch; branch of a tree; sprig
urklipp cutting; shoot; sprig; sprout clipping; clippings; cutting; cuttings; scraps; shoots; shreds; sliver; slivers; snips; sprigs
ättling branch; limb; offspring; progeny; scion; shoot; spray; sprig; stick; twig descendant; descendent; offspring
- branchlet; twig
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
gren bough; branch; limb

Verwante woorden van "sprig":


Synoniemen voor "sprig":


Verwante definities voor "sprig":

  1. an ornament that resembles a spray of leaves or flowers1
  2. a small branch or division of a branch (especially a terminal division); usually applied to branches of the current or preceding year1