Twinkling in het Zweeds vertaald uit het Engels

Remove Ads

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

twinkling:
- glitter; flamma; gnista; blinkning
twinkle:
- tindra; spraka; gnistra; spritta; blinka; flamma
- blinka; tindra
Wiktionary:
- twinkle → blinka

Engels

Uitgebreide vertaling voor twinkling (Engels) in het Zweeds

twinkling:

twinkling [the ~] zelfstandig naamwoord

the twinkling (sparkle; sparkling)
glitter; flamma; gnista; blinkning
- glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
- flamma [-en] zelfstandig naamwoord
- gnista [-en] zelfstandig naamwoord
- blinkning [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor twinkling:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blinkning	sparkle; sparkling; twinkling	blink; wink
flamma	sparkle; sparkling; twinkling	flare
glitter	sparkle; sparkling; twinkling	brilliance; glimmering; glitter; glittering; luster; lustre; radiance; sparkle; sparkling; splendor; splendour
gnista	sparkle; sparkling; twinkling	flickers; rays; small traces; sparkle
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
flamma		blaze; flame; sparkle; twinkle

Verwante woorden van "twinkling":

twinklings, twinkle

Synoniemen voor "twinkling":

bright
blink of an eye; flash; heartbeat; instant; jiffy; split second; trice; wink; New York minute; moment; minute; second; bit

Verwante definities voor "twinkling":

shining intermittently with a sparkling light¹
- twinkling stars¹

twinkle:

to twinkle werkwoord (twinkles, twinkled, twinkling)

to twinkle (sparkle; shine; flicker; radiate; shimmer; flare; give off light; vibrate; beam)
tindra; spraka; gnistra; spritta
- tindra werkwoord (tindrar, tindrade, tindrat)
- spraka werkwoord (sprakar, sprakade, sprakat)
- gnistra werkwoord (gnistrar, gnistrade, gnistrat)
- spritta werkwoord (spritter, spratt, spruttit)
to twinkle (sparkle)
blinka; flamma; spraka
- blinka werkwoord (blinker, blinkte, blinkt)
- flamma werkwoord (flammar, flammade, flammat)
- spraka werkwoord (sprakar, sprakade, sprakat)

Conjugations for twinkle:

present

twinkle
twinkle
twinkles
twinkle
twinkle
twinkle

simple past

twinkled
twinkled
twinkled
twinkled
twinkled
twinkled

present perfect

have twinkled
have twinkled
has twinkled
have twinkled
have twinkled
have twinkled

past continuous

was twinkling
were twinkling
was twinkling
were twinkling
were twinkling
were twinkling

future

shall twinkle
will twinkle
will twinkle
shall twinkle
will twinkle
will twinkle

continuous present

am twinkling
are twinkling
is twinkling
are twinkling
are twinkling
are twinkling

subjunctive

be twinkled
be twinkled
be twinkled
be twinkled
be twinkled
be twinkled

diverse

twinkle!
let's twinkle!
twinkled
twinkling

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

twinkle [the ~] zelfstandig naamwoord

the twinkle (tingling)
blinka; tindra
- blinka [-ett] zelfstandig naamwoord
- tindra [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor twinkle:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blinka	tingling; twinkle	wink
flamma		flare; sparkle; sparkling; twinkling
tindra	tingling; twinkle
-	light; scintillation; spark; sparkle; sparkling
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
blinka	sparkle; twinkle	blink; outshine; wink
flamma	sparkle; twinkle	blaze; flame; sparkle
gnistra	beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate	glisten; glitter; shine; sparkle
spraka	beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate	crack; crackle; snap
spritta	beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate
tindra	beam; flare; flicker; give off light; radiate; shimmer; shine; sparkle; twinkle; vibrate
-	blink; flash; scintillate; wink; winkle

Verwante woorden van "twinkle":

twinkling, twinkles

Synoniemen voor "twinkle":

scintillation; sparkling; change; alteration; modification
sparkle; spark; light; vitality; verve; expression; look; aspect; facial expression; face
flash; blink; wink; winkle; radiate
scintillate; shine; beam

Verwante definities voor "twinkle":

merriment expressed by a brightness or gleam or animation of countenance¹
- there's a perpetual twinkle in his eyes¹
a rapid change in brightness; a brief spark or flash¹
gleam or glow intermittently¹
emit or reflect light in a flickering manner¹

Wiktionary: twinkle

Cross Translation:

From	To	Via
• twinkle	→ blinka	↔ zwinkern — ein Auge bewusst für einen kleinen Moment schließen, meist um jemand anderem ein geheimes Zeichen zu geben

Verwante vertalingen van twinkling

in a twinkling

Remove Ads

Vertaal twinkling van Engels naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor twinkling (Engels) in het Zweeds

twinkling:

twinkling [the ~] zelfstandig naamwoord

the twinkling (sparkle; sparkling)

Vertaal Matrix voor twinkling:

Verwante woorden van "twinkling":

Synoniemen voor "twinkling":

Verwante definities voor "twinkling":

twinkle:

to twinkle werkwoord (twinkles, twinkled, twinkling)

to twinkle (sparkle; shine; flicker; radiate; shimmer; flare; give off light; vibrate; beam)

to twinkle (sparkle)

Conjugations for twinkle:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

twinkle [the ~] zelfstandig naamwoord

the twinkle (tingling)

Vertaal Matrix voor twinkle:

Verwante woorden van "twinkle":

Synoniemen voor "twinkle":

Verwante definities voor "twinkle":

Wiktionary: twinkle

Verwante vertalingen van twinkling