Spaanse synoniemen van alumna, ander woord voor alumna

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

alumna:
- estudiante; alumno; pupilo; escolar; alumna; discípulo; pupila; aprendiz; chiquillo; educando; discípula; cursillista; persona que hace prácticas; voluntaria; miembro juvenil; mozo
alumno:
- estudiante; alumno; discípulo; pupilo; escolar; alumna; pupila; aprendiz; chiquillo; educando; discípula; persona que hace prácticas; voluntaria; miembro juvenil; mozo; cursillista; partidario; partidaria

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor alumna in het Spaans

alumna:

alumna [la ~] zelfstandig naamwoord

la alumna
el estudiante; el alumno; el pupilo; el escolar; la alumna; el discípulo; la pupila; el aprendiz; el chiquillo; el educando; la discípula
- estudiante [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- pupilo [el ~] zelfstandig naamwoord
- escolar [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumna [la ~] zelfstandig naamwoord
- discípulo [el ~] zelfstandig naamwoord
- pupila [la ~] zelfstandig naamwoord
- aprendiz [el ~] zelfstandig naamwoord
- chiquillo [el ~] zelfstandig naamwoord
- educando [el ~] zelfstandig naamwoord
- discípula [la ~] zelfstandig naamwoord
la alumna
el cursillista; el alumno; la alumna; el estudiante
- cursillista [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumna [la ~] zelfstandig naamwoord
- estudiante [el ~] zelfstandig naamwoord
la alumna
el aprendiz; la persona que hace prácticas; el estudiante; el alumno; la alumna; el chiquillo; el discípulo; la voluntaria; la pupila; el miembro juvenil; el mozo; el pupilo; el educando; la discípula
- aprendiz [el ~] zelfstandig naamwoord
- persona que hace prácticas [la ~] zelfstandig naamwoord
- estudiante [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumna [la ~] zelfstandig naamwoord
- chiquillo [el ~] zelfstandig naamwoord
- discípulo [el ~] zelfstandig naamwoord
- voluntaria [la ~] zelfstandig naamwoord
- pupila [la ~] zelfstandig naamwoord
- miembro juvenil [el ~] zelfstandig naamwoord
- mozo [el ~] zelfstandig naamwoord
- pupilo [el ~] zelfstandig naamwoord
- educando [el ~] zelfstandig naamwoord
- discípula [la ~] zelfstandig naamwoord
la alumna
la estudiante; la discípula; la alumna
- estudiante [la ~] zelfstandig naamwoord
- discípula [la ~] zelfstandig naamwoord
- alumna [la ~] zelfstandig naamwoord
la alumna
la alumna
- alumna [la ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "alumna":

alumno

alumno:

alumno [el ~] zelfstandig naamwoord

el alumno
el estudiante; el alumno; el discípulo
- estudiante [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- discípulo [el ~] zelfstandig naamwoord
el alumno
el estudiante; el alumno; el pupilo; el escolar; la alumna; el discípulo; la pupila; el aprendiz; el chiquillo; el educando; la discípula
- estudiante [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- pupilo [el ~] zelfstandig naamwoord
- escolar [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumna [la ~] zelfstandig naamwoord
- discípulo [el ~] zelfstandig naamwoord
- pupila [la ~] zelfstandig naamwoord
- aprendiz [el ~] zelfstandig naamwoord
- chiquillo [el ~] zelfstandig naamwoord
- educando [el ~] zelfstandig naamwoord
- discípula [la ~] zelfstandig naamwoord
el alumno
el aprendiz; la persona que hace prácticas; el estudiante; el alumno; la alumna; el chiquillo; el discípulo; la voluntaria; la pupila; el miembro juvenil; el mozo; el pupilo; el educando; la discípula
- aprendiz [el ~] zelfstandig naamwoord
- persona que hace prácticas [la ~] zelfstandig naamwoord
- estudiante [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumna [la ~] zelfstandig naamwoord
- chiquillo [el ~] zelfstandig naamwoord
- discípulo [el ~] zelfstandig naamwoord
- voluntaria [la ~] zelfstandig naamwoord
- pupila [la ~] zelfstandig naamwoord
- miembro juvenil [el ~] zelfstandig naamwoord
- mozo [el ~] zelfstandig naamwoord
- pupilo [el ~] zelfstandig naamwoord
- educando [el ~] zelfstandig naamwoord
- discípula [la ~] zelfstandig naamwoord
el alumno
el cursillista; el alumno; la alumna; el estudiante
- cursillista [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumna [la ~] zelfstandig naamwoord
- estudiante [el ~] zelfstandig naamwoord
el alumno
el estudiante; el alumno; el miembro juvenil; la voluntaria; el pupilo; la persona que hace prácticas
- estudiante [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- miembro juvenil [el ~] zelfstandig naamwoord
- voluntaria [la ~] zelfstandig naamwoord
- pupilo [el ~] zelfstandig naamwoord
- persona que hace prácticas [la ~] zelfstandig naamwoord
el alumno
el alumno; el escolar
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- escolar [el ~] zelfstandig naamwoord
el alumno
el partidario; el discípulo; el alumno; la partidaria; la discípula
- partidario [el ~] zelfstandig naamwoord
- discípulo [el ~] zelfstandig naamwoord
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord
- partidaria [la ~] zelfstandig naamwoord
- discípula [la ~] zelfstandig naamwoord
el alumno
el alumno
- alumno [el ~] zelfstandig naamwoord

Synoniemen voor "alumna" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor alumna in het Spaans

alumna:

alumna [la ~] zelfstandig naamwoord

la alumna

la alumna

la alumna

la alumna

la alumna

Verwante woorden van "alumna":

alumno:

alumno [el ~] zelfstandig naamwoord

el alumno

el alumno

el alumno

el alumno

el alumno

el alumno

el alumno

el alumno

Verwante woorden van "alumno":

Alternatieve synoniemen voor "alumno":

Verwante synoniemen voor alumna