Spaanse synoniemen van comercio, ander woord voor comercio

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor comercio in het Spaans

comercio:

comercio [el ~] zelfstandig naamwoord

el comercio
la cosa; el comercio; la operación comercial; el acuerdo; el caso
- cosa [la ~] zelfstandig naamwoord
- comercio [el ~] zelfstandig naamwoord
- operación comercial [la ~] zelfstandig naamwoord
- acuerdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- caso [el ~] zelfstandig naamwoord
el comercio
el mercado; el comercio; la mercancías
- mercado [el ~] zelfstandig naamwoord
- comercio [el ~] zelfstandig naamwoord
- mercancías [la ~] zelfstandig naamwoord
el comercio
el comercio; la mercancías; el negocio
- comercio [el ~] zelfstandig naamwoord
- mercancías [la ~] zelfstandig naamwoord
- negocio [el ~] zelfstandig naamwoord
el comercio
el negocio; el comercio; la mercancía; el género; la mercadería; el artículo de comercio
- negocio [el ~] zelfstandig naamwoord
- comercio [el ~] zelfstandig naamwoord
- mercancía [la ~] zelfstandig naamwoord
- género [el ~] zelfstandig naamwoord
- mercadería [la ~] zelfstandig naamwoord
- artículo de comercio [el ~] zelfstandig naamwoord
el comercio
la tienda; el comercio; la mercancías; el negocio
- tienda [la ~] zelfstandig naamwoord
- comercio [el ~] zelfstandig naamwoord
- mercancías [la ~] zelfstandig naamwoord
- negocio [el ~] zelfstandig naamwoord
el comercio
la mercancía; el comercio; la negocios
- mercancía [la ~] zelfstandig naamwoord
- comercio [el ~] zelfstandig naamwoord
- negocios [la ~] zelfstandig naamwoord
el comercio
la industria; el ramo industrial; el comercio; la fábrica; la casa de comercio; la compañía; la aplicación; el grupo de empresas
- industria [la ~] zelfstandig naamwoord
- ramo industrial [el ~] zelfstandig naamwoord
- comercio [el ~] zelfstandig naamwoord
- fábrica [la ~] zelfstandig naamwoord
- casa de comercio [la ~] zelfstandig naamwoord
- compañía [la ~] zelfstandig naamwoord
- aplicación [la ~] zelfstandig naamwoord
- grupo de empresas [el ~] zelfstandig naamwoord
el comercio
la tienda; el almacén; el comercio; el bazar; la tienda de productos indonesios; la tienda de comestibles; el almacén de comestibles; el negocio en el comercio
- tienda [la ~] zelfstandig naamwoord
- almacén [el ~] zelfstandig naamwoord
- comercio [el ~] zelfstandig naamwoord
- bazar [el ~] zelfstandig naamwoord
- tienda de productos indonesios [la ~] zelfstandig naamwoord
- tienda de comestibles [la ~] zelfstandig naamwoord
- almacén de comestibles [el ~] zelfstandig naamwoord
- negocio en el comercio [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "comercio":

comercios

Alternatieve synoniemen voor "comercio":

bazar; tienda; establecimiento; almacén; mercado; botica
factoría; factoraje; depósito
trata; tráfico; manejo; negociación

comerciar:

comerciar werkwoord

comerciar
comerciar; negociar; traficar en
- comerciar werkwoord
- negociar werkwoord
- traficar en werkwoord
comerciar
vender; venderse; comercializar; comerciar
- vender werkwoord
- venderse werkwoord
- comercializar werkwoord
- comerciar werkwoord

Conjugations for comerciar:

presente

comercio
comercias
comercia
comerciamos
comerciáis
comercian

imperfecto

comerciaba
comerciabas
comerciaba
comerciábamos
comerciabais
comerciaban

indefinido

comercié
comerciaste
comerció
comerciamos
comerciasteis
comerciaron

fut. de ind.

comerciaré
comerciarás
comerciará
comerciaremos
comerciaréis
comerciarán

condic.

comerciaría
comerciarías
comerciaría
comerciaríamos
comerciaríais
comerciarían

pres. de subj.

que comercie
que comercies
que comercie
que comerciemos
que comerciéis
que comercien

imp. de subj.

que comerciara
que comerciaras
que comerciara
que comerciáramos
que comerciarais
que comerciaran

miscelánea

¡comercia!
¡comerciad!
¡no comercies!
¡no comerciéis!
comerciado
comerciando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Verwante synoniemen voor comercio

Remove Ads

Synoniemen voor "comercio" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor comercio in het Spaans

comercio:

comercio [el ~] zelfstandig naamwoord

el comercio

el comercio

el comercio

el comercio

el comercio

el comercio

el comercio

el comercio

Verwante woorden van "comercio":

Alternatieve synoniemen voor "comercio":

comerciar:

comerciar werkwoord

comerciar

comerciar

Conjugations for comerciar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Verwante synoniemen voor comercio