Overzicht
Spaans Synoniemen: Meer gegevens...
- condena:
-
condenar:
- condenar; reprender; sacar; eliminar; amonestar; reconvenir; borrar; arrebatar; culpar; iluminarse; amanecer; librarse de; notar; enjugar; clarear; hacer ver; perseguir; proseguir; enjuiciar; procesar; perseguir judicialmente; pasar por; sentenciar; someter a juicio; maldecir; imprecar; declarar hereje
Spaans
Uitgebreide synoniemen voor condena in het Spaans
condena:
-
la condena
-
la condena
-
la condena
-
la condena
Alternatieve synoniemen voor "condena":
condenar:
-
condenar
-
condenar
reprender; sacar; condenar; eliminar; amonestar; reconvenir; borrar; arrebatar; culpar; iluminarse; amanecer; librarse de; notar; enjugar; clarear; hacer ver-
reprender werkwoord
-
sacar werkwoord
-
condenar werkwoord
-
eliminar werkwoord
-
amonestar werkwoord
-
reconvenir werkwoord
-
borrar werkwoord
-
arrebatar werkwoord
-
culpar werkwoord
-
iluminarse werkwoord
-
amanecer werkwoord
-
librarse de werkwoord
-
notar werkwoord
-
enjugar werkwoord
-
clarear werkwoord
-
hacer ver werkwoord
-
-
condenar
perseguir; condenar; proseguir; enjuiciar; procesar; perseguir judicialmente; pasar por; sentenciar; someter a juicio-
perseguir werkwoord
-
condenar werkwoord
-
proseguir werkwoord
-
enjuiciar werkwoord
-
procesar werkwoord
-
perseguir judicialmente werkwoord
-
pasar por werkwoord
-
sentenciar werkwoord
-
someter a juicio werkwoord
-
-
condenar
-
condenar
-
condenar
Conjugations for condenar:
presente
- condeno
- condenas
- condena
- condenamos
- condenáis
- condenan
imperfecto
- condenaba
- condenabas
- condenaba
- condenábamos
- condenabais
- condenaban
indefinido
- condené
- condenaste
- condenó
- condenamos
- condenasteis
- condenaron
fut. de ind.
- condenaré
- condenarás
- condenará
- condenaremos
- condenaréis
- condenarán
condic.
- condenaría
- condenarías
- condenaría
- condenaríamos
- condenaríais
- condenarían
pres. de subj.
- que condene
- que condenes
- que condene
- que condenemos
- que condenéis
- que condenen
imp. de subj.
- que condenara
- que condenaras
- que condenara
- que condenáramos
- que condenarais
- que condenaran
miscelánea
- ¡condena!
- ¡condenad!
- ¡no condenes!
- ¡no condenéis!
- condenado
- condenando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes