Spaans

Uitgebreide synoniemen voor gol in het Spaans

gol:

gol [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el gol
    el gol
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. el gol
    el objetivo; la meta; la apuesta; la intencion; el fin; el gol
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • apuesta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • intencion [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fin [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. el gol
    la portería; el gol
    • portería [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. el gol
    la suerte; el chollo; la ganga; el gol; la horca; la chiripa; la feliz coincidencia; la golpe de fortuna; el golpe de suerte; el golpecito de suerte; el tiro certero
  5. el gol
    la intencion; el plan; el objetivo; el fin; el objeto; la meta; el proyecto; el gol
    • intencion [la ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fin [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • proyecto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord
  6. el gol
    el propósito; el objetivo; el fin; la meta; el proyecto; el objeto; el plan; el gol; la intención
    • propósito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fin [el ~] zelfstandig naamwoord
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • proyecto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord
    • intención [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. el gol
    el ganador; el éxito; el gol; el vencedor; la canción de moda; el golpe certero; el tiro certero; la obra teatral de éxito
  8. el gol
    la meta; el objetivo; el proyecto; el fin; el propósito; el plan; el gol
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • proyecto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fin [el ~] zelfstandig naamwoord
    • propósito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord
  9. el gol
    la meta; el blanco; el objeto; el fin; el objetivo; el gol
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • blanco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fin [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "gol":

  • goles, gola, golas

Alternatieve synoniemen voor "gol":


Verwante synoniemen voor gol