Home ->Woordenboeken ->Spaans/Spaans ->Vertaal golpes

Synoniemen voor "golpes" in het Spaans

Overzicht
Spaans Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. golpes:
  2. golpe:

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor golpes in het Spaans

golpes:

golpes [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el golpes
    el golpes; la sacudidas; el trompicones
  2. el golpes
    el golpes; el estallidos
  3. el golpes
    el contratiempos; el golpes; la desgracias; la miseria; el desastres; la adversidades; la calamidades
  4. el golpes
    el golpes; el zumbidos; el topetazos; el estruendos
  5. el golpes
    el golpes; la bofetadas; el tortazos; el sopapos
    • golpes [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bofetadas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tortazos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sopapos [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "golpes":


golpes vorm van golpe:

golpe [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el golpe
    la batalla; el golpe; la pelea; la mano; la habilidad; la destreza; la baza; el pelotazo; la lucha; la guerra; la contienda; el combate
    • batalla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pelea [la ~] zelfstandig naamwoord
    • mano [la ~] zelfstandig naamwoord
    • habilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • destreza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • baza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pelotazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • lucha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • guerra [la ~] zelfstandig naamwoord
    • contienda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • combate [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. el golpe
    el golpe; la mancha; el toque
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mancha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • toque [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. el golpe
    el puñetazo; el golpe; la bofetada; el cachete; el tortazo; el manotazo; la cachetada; el sopapo; la manotada
    • puñetazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bofetada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cachete [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tortazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • manotazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cachetada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sopapo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • manotada [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. el golpe
    la patada; el golpe; la bofetada; la baza; la guantada; la brazada; la batalla
    • patada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bofetada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • baza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • guantada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • brazada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • batalla [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. el golpe
    el golpe
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
  6. el golpe
    el golpe; el choque
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • choque [el ~] zelfstandig naamwoord
  7. el golpe
    la patada; el golpe; la palmada; la baza; el combate
    • patada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • palmada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • baza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • combate [el ~] zelfstandig naamwoord
  8. el golpe
    el mastodonte; el armatoste; el mamotreto; el golpe; el pez enorme; la cosa enorme
  9. el golpe
    el golpe; el choque; el golpe seco; el golpe sordo
  10. el golpe
    el mastuerzo; el chanclo; el grumo; el pedazo; el pedazón; el golpe; el zueco; el terrón; el terrones; el borrones; la galocha; la mancha; el toque; el borrón; la limanda; el trozón
    • mastuerzo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • chanclo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • grumo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pedazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pedazón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • zueco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • terrón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • terrones [el ~] zelfstandig naamwoord
    • borrones [el ~] zelfstandig naamwoord
    • galocha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • mancha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • toque [el ~] zelfstandig naamwoord
    • borrón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • limanda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trozón [el ~] zelfstandig naamwoord
  11. el golpe
    el golpe; el fracaso; el recodo; la fractura; la rotura; la quebradura
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fracaso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • recodo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fractura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rotura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • quebradura [la ~] zelfstandig naamwoord
  12. el golpe
    la bofetada; el golpe; la tontería; la tonterías; la habladuría
  13. el golpe
    el golpe; el puñetazo; el sopapo
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • puñetazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sopapo [el ~] zelfstandig naamwoord
  14. el golpe
    el pedazo; el golpe; la mancha; el toque; el zueco; el chanclo; el grumo; el terrón; el borrón; el mastuerzo; la galocha; la limanda; el pedazón; el trozón
    • pedazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mancha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • toque [el ~] zelfstandig naamwoord
    • zueco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • chanclo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • grumo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • terrón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • borrón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mastuerzo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • galocha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • limanda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pedazón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • trozón [el ~] zelfstandig naamwoord
  15. el golpe
    el golpe; la palmada
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • palmada [la ~] zelfstandig naamwoord
  16. el golpe
    el golpe; el sonido de golpe

Verwante woorden van "golpe":


Alternatieve synoniemen voor "golpe":


Verwante synoniemen voor golpes







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0742 seconde
Page rendered in 1.0 seconds