Spaanse synoniemen van ingreso, ander woord voor ingreso

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

ingreso:
- acogida; ingreso; recogida; absorción; afiliación; entrada; recaudación; llegada; resguardo de entrega; recibo; recibimiento; albarán; recepción; boleto; comprobante; quitanza; vale; marca; multa; bono; entradas; resguardo; liberación; cupón; carta de pago; vale de caja; boleta de caja; inserción; admisión; aprobación; hospitalización; paso; acceso; grabación; grabaciones; precio de entrada; ingresos
ingresar:
- depositar; transcribir; ingresar; pagar; escanchar; regar; fundir; echar; abalanzarse; poner; entrar

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor ingreso in het Spaans

ingreso:

ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord

el ingreso
la acogida; el ingreso; la recogida; la absorción
- acogida [la ~] zelfstandig naamwoord
- ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord
- recogida [la ~] zelfstandig naamwoord
- absorción [la ~] zelfstandig naamwoord
el ingreso
el ingreso; la afiliación
- ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord
- afiliación [la ~] zelfstandig naamwoord
el ingreso
la entrada; la recaudación; el ingreso; la llegada
- entrada [la ~] zelfstandig naamwoord
- recaudación [la ~] zelfstandig naamwoord
- ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord
- llegada [la ~] zelfstandig naamwoord
el ingreso
el resguardo de entrega; el recibo; el recibimiento; el albarán; la recepción; el boleto; el comprobante; la quitanza; el vale; el ingreso; la marca; la multa; la acogida; el bono; la entradas; la recaudación; el resguardo; la liberación; el cupón; la carta de pago; el vale de caja; la boleta de caja
- resguardo de entrega [el ~] zelfstandig naamwoord
- recibo [el ~] zelfstandig naamwoord
- recibimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- albarán [el ~] zelfstandig naamwoord
- recepción [la ~] zelfstandig naamwoord
- boleto [el ~] zelfstandig naamwoord
- comprobante [el ~] zelfstandig naamwoord
- quitanza [la ~] zelfstandig naamwoord
- vale [el ~] zelfstandig naamwoord
- ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord
- marca [la ~] zelfstandig naamwoord
- multa [la ~] zelfstandig naamwoord
- acogida [la ~] zelfstandig naamwoord
- bono [el ~] zelfstandig naamwoord
- entradas [la ~] zelfstandig naamwoord
- recaudación [la ~] zelfstandig naamwoord
- resguardo [el ~] zelfstandig naamwoord
- liberación [la ~] zelfstandig naamwoord
- cupón [el ~] zelfstandig naamwoord
- carta de pago [la ~] zelfstandig naamwoord
- vale de caja [el ~] zelfstandig naamwoord
- boleta de caja [la ~] zelfstandig naamwoord
el ingreso
el ingreso; la entrada; la inserción; la admisión
- ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord
- entrada [la ~] zelfstandig naamwoord
- inserción [la ~] zelfstandig naamwoord
- admisión [la ~] zelfstandig naamwoord
el ingreso
la admisión; la aprobación; la hospitalización; el paso; el ingreso; la entrada; el acceso; la grabación; la recepción; la inserción; la grabaciones; el precio de entrada
- admisión [la ~] zelfstandig naamwoord
- aprobación [la ~] zelfstandig naamwoord
- hospitalización [la ~] zelfstandig naamwoord
- paso [el ~] zelfstandig naamwoord
- ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord
- entrada [la ~] zelfstandig naamwoord
- acceso [el ~] zelfstandig naamwoord
- grabación [la ~] zelfstandig naamwoord
- recepción [la ~] zelfstandig naamwoord
- inserción [la ~] zelfstandig naamwoord
- grabaciones [la ~] zelfstandig naamwoord
- precio de entrada [el ~] zelfstandig naamwoord
el ingreso
el ingreso
- ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord
el ingreso
el ingreso; el ingresos
- ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord
- ingresos [el ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "ingreso":

abono; fertilizante; estiércol; mantillo; humus; pago; inscripción; suscripción
alta; entrada; incorporación; reincorporación; adhesión
embolso; cobro; ganancia; recaudación
introducción; inclusión; inmersión

ingresar:

ingresar werkwoord

ingresar
depositar; transcribir; ingresar; pagar
- depositar werkwoord
- transcribir werkwoord
- ingresar werkwoord
- pagar werkwoord
ingresar
escanchar; regar; fundir; pagar; echar; ingresar; abalanzarse
- escanchar werkwoord
- regar werkwoord
- fundir werkwoord
- pagar werkwoord
- echar werkwoord
- ingresar werkwoord
- abalanzarse werkwoord
ingresar
poner; entrar; ingresar
- poner werkwoord
- entrar werkwoord
- ingresar werkwoord

Conjugations for ingresar:

presente

ingreso
ingresas
ingresa
ingresamos
ingresáis
ingresan

imperfecto

ingresaba
ingresabas
ingresaba
ingresábamos
ingresabais
ingresaban

indefinido

ingresé
ingresaste
ingresó
ingresamos
ingresasteis
ingresaron

fut. de ind.

ingresaré
ingresarás
ingresará
ingresaremos
ingresaréis
ingresarán

condic.

ingresaría
ingresarías
ingresaría
ingresaríamos
ingresaríais
ingresarían

pres. de subj.

que ingrese
que ingreses
que ingrese
que ingresemos
que ingreséis
que ingresen

imp. de subj.

que ingresara
que ingresaras
que ingresara
que ingresáramos
que ingresarais
que ingresaran

miscelánea

¡ingresa!
¡ingresad!
¡no ingreses!
¡no ingreséis!
ingresado
ingresando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "ingresar":

acceder; consentir; entrar; obtener; ceder; lograr; alcanzar; aceptar; penetrar; conseguir
afiliar; asociar; incorporar; inscribir; apuntar; adscribir; alinear; dar de alta
embolsar; cobrar; percibir; recaudar; adquirir
ganar

Verwante synoniemen voor ingreso

Remove Ads

Synoniemen voor "ingreso" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor ingreso in het Spaans

ingreso:

ingreso [el ~] zelfstandig naamwoord

el ingreso

el ingreso

el ingreso

el ingreso

el ingreso

el ingreso

el ingreso

el ingreso

Alternatieve synoniemen voor "ingreso":

ingresar:

ingresar werkwoord

ingresar

ingresar

ingresar

Conjugations for ingresar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Alternatieve synoniemen voor "ingresar":

Verwante synoniemen voor ingreso