Spaans

Uitgebreide synoniemen voor lugar in het Spaans

lugar:

lugar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el lugar
    la localidad; el lugar; el sitio; el espacio; la posición; el punto; el puesto; el asiento; el patio; la zona
    • localidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lugar [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sitio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • espacio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • posición [la ~] zelfstandig naamwoord
    • punto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • puesto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • asiento [el ~] zelfstandig naamwoord
    • patio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • zona [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. el lugar
    el sitio; la región; la comarca; el lugar; el rincón; la zona; el paraje
    • sitio [el ~] zelfstandig naamwoord
    • región [la ~] zelfstandig naamwoord
    • comarca [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lugar [el ~] zelfstandig naamwoord
    • rincón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • zona [la ~] zelfstandig naamwoord
    • paraje [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. el lugar
    el hueco; el caserío; el hoyo; el agujero; la apertura; la mancha; el destino; la aldea; la abertura; la tacha; el lugar; el pueblo; el bache; el boquete; la hendidura
    • hueco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • caserío [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hoyo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • agujero [el ~] zelfstandig naamwoord
    • apertura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • mancha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • destino [el ~] zelfstandig naamwoord
    • aldea [la ~] zelfstandig naamwoord
    • abertura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tacha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lugar [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pueblo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bache [el ~] zelfstandig naamwoord
    • boquete [el ~] zelfstandig naamwoord
    • hendidura [la ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "lugar":


Verwante synoniemen voor lugar