Home ->Woordenboeken ->Spaans/Spaans ->Vertaal objeto

Synoniemen voor "objeto" in het Spaans

Overzicht
Spaans Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. objeto:
  2. objetar:

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor objeto in het Spaans

objeto:

objeto [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el objeto
    la cosa; el artículo; el bien; el objeto
    • cosa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • artículo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bien [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. el objeto
    el plan; la meta; el objetivo; el objeto; el proyecto
    • plan [el ~] zelfstandig naamwoord
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • proyecto [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. el objeto
    el objeto; el blanco
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • blanco [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. el objeto
    la intencion; el plan; el objetivo; el fin; el objeto; la meta; el proyecto; el gol
    • intencion [la ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fin [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • proyecto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord
  5. el objeto
    la meta; el blanco; el objeto; el fin; el objetivo; el gol
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • blanco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fin [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord
  6. el objeto
    el propósito; el objetivo; el fin; la meta; el proyecto; el objeto; el plan; el gol; la intención
    • propósito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fin [el ~] zelfstandig naamwoord
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • proyecto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gol [el ~] zelfstandig naamwoord
    • intención [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. el objeto
    el objeto
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "objeto":

  • objetos

Alternatieve synoniemen voor "objeto":


objeto vorm van objetar:

objetar werkwoord

  1. objetar
    protestar; negar; objetar; contradecir; argumentar; discutir; debatir; replicar; argüir; rebatir

Conjugations for objetar:

presente
  1. objeto
  2. objetas
  3. objeta
  4. objetamos
  5. objetáis
  6. objetan
imperfecto
  1. objetaba
  2. objetabas
  3. objetaba
  4. objetábamos
  5. objetabais
  6. objetaban
indefinido
  1. objeté
  2. objetaste
  3. objetó
  4. objetamos
  5. objetasteis
  6. objetaron
fut. de ind.
  1. objetaré
  2. objetarás
  3. objetará
  4. objetaremos
  5. objetaréis
  6. objetarán
condic.
  1. objetaría
  2. objetarías
  3. objetaría
  4. objetaríamos
  5. objetaríais
  6. objetarían
pres. de subj.
  1. que objete
  2. que objetes
  3. que objete
  4. que objetemos
  5. que objetéis
  6. que objeten
imp. de subj.
  1. que objetara
  2. que objetaras
  3. que objetara
  4. que objetáramos
  5. que objetarais
  6. que objetaran
miscelánea
  1. ¡objeta!
  2. ¡objetad!
  3. ¡no objetes!
  4. ¡no objetéis!
  5. objetado
  6. objetando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "objetar":


Verwante synoniemen voor objeto







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1509 seconde
Page rendered in 1.0 seconds