Spaanse synoniemen van pacto, ander woord voor pacto

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor pacto in het Spaans

pacto:

pacto [el ~] zelfstandig naamwoord

el pacto
el tratado; el acuerdo; el compromiso; el arreglo; el convenio; el contrato; el permiso; el acorde; la disposición; el pacto; la ratificación
- tratado [el ~] zelfstandig naamwoord
- acuerdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- compromiso [el ~] zelfstandig naamwoord
- arreglo [el ~] zelfstandig naamwoord
- convenio [el ~] zelfstandig naamwoord
- contrato [el ~] zelfstandig naamwoord
- permiso [el ~] zelfstandig naamwoord
- acorde [el ~] zelfstandig naamwoord
- disposición [la ~] zelfstandig naamwoord
- pacto [el ~] zelfstandig naamwoord
- ratificación [la ~] zelfstandig naamwoord
el pacto
el contrato; el convenio; el acuerdo; el tratado; el pacto
- contrato [el ~] zelfstandig naamwoord
- convenio [el ~] zelfstandig naamwoord
- acuerdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- tratado [el ~] zelfstandig naamwoord
- pacto [el ~] zelfstandig naamwoord
el pacto
la cooperación; el tratado; la federación; la confederación; la liga; la unión; el pacto; la interdepencia; la negociación; el acuerdo; el enlace; la relación; la alianza; la interrelación
- cooperación [la ~] zelfstandig naamwoord
- tratado [el ~] zelfstandig naamwoord
- federación [la ~] zelfstandig naamwoord
- confederación [la ~] zelfstandig naamwoord
- liga [la ~] zelfstandig naamwoord
- unión [la ~] zelfstandig naamwoord
- pacto [el ~] zelfstandig naamwoord
- interdepencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- negociación [la ~] zelfstandig naamwoord
- acuerdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- enlace [el ~] zelfstandig naamwoord
- relación [la ~] zelfstandig naamwoord
- alianza [la ~] zelfstandig naamwoord
- interrelación [la ~] zelfstandig naamwoord
el pacto
la alianza; la liga; la unión; la solidaridad; el pacto; el enlace; la relación; el empalme; la concordia
- alianza [la ~] zelfstandig naamwoord
- liga [la ~] zelfstandig naamwoord
- unión [la ~] zelfstandig naamwoord
- solidaridad [la ~] zelfstandig naamwoord
- pacto [el ~] zelfstandig naamwoord
- enlace [el ~] zelfstandig naamwoord
- relación [la ~] zelfstandig naamwoord
- empalme [el ~] zelfstandig naamwoord
- concordia [la ~] zelfstandig naamwoord
el pacto
la igualdad; el acuerdo; el parecido; el convenio; el contrato; la conformidad; la armonía; el pacto; la viva imagen; el tratado; la correspondencia; la semejanza; la parábola; la réplica; la similitud; el vivo retrato
- igualdad [la ~] zelfstandig naamwoord
- acuerdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- parecido [el ~] zelfstandig naamwoord
- convenio [el ~] zelfstandig naamwoord
- contrato [el ~] zelfstandig naamwoord
- conformidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- armonía [la ~] zelfstandig naamwoord
- pacto [el ~] zelfstandig naamwoord
- viva imagen [la ~] zelfstandig naamwoord
- tratado [el ~] zelfstandig naamwoord
- correspondencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- semejanza [la ~] zelfstandig naamwoord
- parábola [la ~] zelfstandig naamwoord
- réplica [la ~] zelfstandig naamwoord
- similitud [la ~] zelfstandig naamwoord
- vivo retrato [el ~] zelfstandig naamwoord
el pacto
la carta; el convenio; el pacto; el contrato
- carta [la ~] zelfstandig naamwoord
- convenio [el ~] zelfstandig naamwoord
- pacto [el ~] zelfstandig naamwoord
- contrato [el ~] zelfstandig naamwoord
el pacto
el convenio; la aprobación; el permiso; el pase; la explicación; la liga; la licencia; la autorización; el consentimiento; el pacto; la escolta; la certificación; el salvoconducto
- convenio [el ~] zelfstandig naamwoord
- aprobación [la ~] zelfstandig naamwoord
- permiso [el ~] zelfstandig naamwoord
- pase [el ~] zelfstandig naamwoord
- explicación [la ~] zelfstandig naamwoord
- liga [la ~] zelfstandig naamwoord
- licencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- autorización [la ~] zelfstandig naamwoord
- consentimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- pacto [el ~] zelfstandig naamwoord
- escolta [la ~] zelfstandig naamwoord
- certificación [la ~] zelfstandig naamwoord
- salvoconducto [el ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "pacto":

contrato; acuerdo; arreglo; convenio; entendimiento; anuencia; resolución
entente; tratado
estipulación; negociación; concierto; compromiso; gestión; ajuste
federación; alianza

pacto vorm van pactar:

pactar werkwoord

pactar
corresponder a; convenir; responder a; concordar con; parecer; semejar; pactar
- corresponder a werkwoord
- convenir werkwoord
- responder a werkwoord
- concordar con werkwoord
- parecer werkwoord
- semejar werkwoord
- pactar werkwoord
pactar
acordar; convenir; asentir; estar de acuerdo; concordar; ponerse de acuerdo; pactar; llegar a un acuerdo; dar el visto bueno
- acordar werkwoord
- convenir werkwoord
- asentir werkwoord
- estar de acuerdo werkwoord
- concordar werkwoord
- ponerse de acuerdo werkwoord
- pactar werkwoord
- llegar a un acuerdo werkwoord
- dar el visto bueno werkwoord
pactar
quedarse en; convenir; citar; conformarse a; ponerse de acuerdo; coincidir en; llegar a un acuerdo; pactar
- quedarse en werkwoord
- convenir werkwoord
- citar werkwoord
- conformarse a werkwoord
- ponerse de acuerdo werkwoord
- coincidir en werkwoord
- llegar a un acuerdo werkwoord
- pactar werkwoord

Conjugations for pactar:

presente

pacto
pactas
pacta
pactamos
pactáis
pactan

imperfecto

pactaba
pactabas
pactaba
pactábamos
pactabais
pactaban

indefinido

pacté
pactaste
pactó
pactamos
pactasteis
pactaron

fut. de ind.

pactaré
pactarás
pactará
pactaremos
pactaréis
pactarán

condic.

pactaría
pactarías
pactaría
pactaríamos
pactaríais
pactarían

pres. de subj.

que pacte
que pactes
que pacte
que pactemos
que pactéis
que pacten

imp. de subj.

que pactara
que pactaras
que pactara
que pactáramos
que pactarais
que pactaran

miscelánea

¡pacta!
¡pactad!
¡no pactes!
¡no pactéis!
pactado
pactando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "pactar":

acordar; determinar; resolver; decidir; adoptar; establecer; concertar; convenir; conciliar
apalabrar; arreglar; tratar
estipular; negociar

Verwante synoniemen voor pacto

Remove Ads

Synoniemen voor "pacto" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor pacto in het Spaans

pacto:

pacto [el ~] zelfstandig naamwoord

el pacto

el pacto

el pacto

el pacto

el pacto

el pacto

el pacto

Alternatieve synoniemen voor "pacto":

pacto vorm van pactar:

pactar werkwoord

pactar

pactar

pactar

Conjugations for pactar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Alternatieve synoniemen voor "pactar":

Verwante synoniemen voor pacto