Spaanse synoniemen van patán, ander woord voor patán

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

patán:
- palurdo; pedazo de animal; gamberro; patán; tonto; paleto; grosero; granuja; mal educado; mentecato; persona torpe; bruto; cateto; ala; torpe; cafre; capullo; granjero; mastuerzo; proleta; trozón; campesino; desgraciado; maleducado; miserable; aldeano; pedazón; agricultor; eructo; sinvergüenza; jota; hijo de puta; cabrón; gilipollas; polla; buche; saco; gilipuertas; picha; imbécil; tronera; sodomita

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor patán in het Spaans

patán:

patán [el ~] zelfstandig naamwoord

el patán
el palurdo; el pedazo de animal; el gamberro; el patán; el tonto; el paleto; el grosero; el granuja; el mal educado; el mentecato; la persona torpe; el bruto; el cateto; la ala; el torpe
- palurdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- pedazo de animal [el ~] zelfstandig naamwoord
- gamberro [el ~] zelfstandig naamwoord
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
- tonto [el ~] zelfstandig naamwoord
- paleto [el ~] zelfstandig naamwoord
- grosero [el ~] zelfstandig naamwoord
- granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
- mal educado [el ~] zelfstandig naamwoord
- mentecato [el ~] zelfstandig naamwoord
- persona torpe [la ~] zelfstandig naamwoord
- bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
- cateto [el ~] zelfstandig naamwoord
- ala [la ~] zelfstandig naamwoord
- torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
el patán
el patán; el cafre
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
- cafre [el ~] zelfstandig naamwoord
el patán
el capullo; el paleto; el palurdo; el patán
- capullo [el ~] zelfstandig naamwoord
- paleto [el ~] zelfstandig naamwoord
- palurdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
el patán
el gamberro; el patán; el granjero; el paleto; el palurdo; el mastuerzo; el proleta; el trozón; el campesino; el torpe; el grosero; el bruto; el desgraciado; el maleducado; el granuja; el miserable; el aldeano; el mal educado; la persona torpe; el pedazón
- gamberro [el ~] zelfstandig naamwoord
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
- granjero [el ~] zelfstandig naamwoord
- paleto [el ~] zelfstandig naamwoord
- palurdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- mastuerzo [el ~] zelfstandig naamwoord
- proleta [el ~] zelfstandig naamwoord
- trozón [el ~] zelfstandig naamwoord
- campesino [el ~] zelfstandig naamwoord
- torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
- grosero [el ~] zelfstandig naamwoord
- bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
- desgraciado [el ~] zelfstandig naamwoord
- maleducado [el ~] zelfstandig naamwoord
- granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
- miserable [el ~] zelfstandig naamwoord
- aldeano [el ~] zelfstandig naamwoord
- mal educado [el ~] zelfstandig naamwoord
- persona torpe [la ~] zelfstandig naamwoord
- pedazón [el ~] zelfstandig naamwoord
el patán
el mentecato; el capullo; el bruto; el paleto; el tonto; el campesino; el torpe; el grosero; el agricultor; el granjero; el granuja; el patán; el palurdo; el cateto; el eructo; el mal educado; el pedazo de animal; la persona torpe
- mentecato [el ~] zelfstandig naamwoord
- capullo [el ~] zelfstandig naamwoord
- bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
- paleto [el ~] zelfstandig naamwoord
- tonto [el ~] zelfstandig naamwoord
- campesino [el ~] zelfstandig naamwoord
- torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
- grosero [el ~] zelfstandig naamwoord
- agricultor [el ~] zelfstandig naamwoord
- granjero [el ~] zelfstandig naamwoord
- granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
- palurdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- cateto [el ~] zelfstandig naamwoord
- eructo [el ~] zelfstandig naamwoord
- mal educado [el ~] zelfstandig naamwoord
- pedazo de animal [el ~] zelfstandig naamwoord
- persona torpe [la ~] zelfstandig naamwoord
el patán
el torpe; el grosero; el bruto; el maleducado; el sinvergüenza; el gamberro; el patán; el mal educado; la persona torpe; el pedazón
- torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
- grosero [el ~] zelfstandig naamwoord
- bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
- maleducado [el ~] zelfstandig naamwoord
- sinvergüenza [el ~] zelfstandig naamwoord
- gamberro [el ~] zelfstandig naamwoord
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
- mal educado [el ~] zelfstandig naamwoord
- persona torpe [la ~] zelfstandig naamwoord
- pedazón [el ~] zelfstandig naamwoord
el patán
el capullo; la persona torpe; el tonto; el campesino; el torpe; el grosero; el bruto; la jota; el agricultor; el granjero; el paleto; el granuja; el patán; el mentecato; el palurdo; el aldeano; el cateto; el eructo; el mal educado
- capullo [el ~] zelfstandig naamwoord
- persona torpe [la ~] zelfstandig naamwoord
- tonto [el ~] zelfstandig naamwoord
- campesino [el ~] zelfstandig naamwoord
- torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
- grosero [el ~] zelfstandig naamwoord
- bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
- jota [la ~] zelfstandig naamwoord
- agricultor [el ~] zelfstandig naamwoord
- granjero [el ~] zelfstandig naamwoord
- paleto [el ~] zelfstandig naamwoord
- granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
- mentecato [el ~] zelfstandig naamwoord
- palurdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- aldeano [el ~] zelfstandig naamwoord
- cateto [el ~] zelfstandig naamwoord
- eructo [el ~] zelfstandig naamwoord
- mal educado [el ~] zelfstandig naamwoord
el patán
el tonto; el torpe; el grosero; el bruto; el patán; el palurdo; el mal educado; la persona torpe
- tonto [el ~] zelfstandig naamwoord
- torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
- grosero [el ~] zelfstandig naamwoord
- bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
- palurdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- mal educado [el ~] zelfstandig naamwoord
- persona torpe [la ~] zelfstandig naamwoord
el patán
el hijo de puta; el cabrón; el gilipollas; la polla; el buche; el saco; el bruto; la gilipuertas; la picha; el granuja; el imbécil; el tronera; el patán
- hijo de puta [el ~] zelfstandig naamwoord
- cabrón [el ~] zelfstandig naamwoord
- gilipollas [el ~] zelfstandig naamwoord
- polla [la ~] zelfstandig naamwoord
- buche [el ~] zelfstandig naamwoord
- saco [el ~] zelfstandig naamwoord
- bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
- gilipuertas [la ~] zelfstandig naamwoord
- picha [la ~] zelfstandig naamwoord
- granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
- imbécil [el ~] zelfstandig naamwoord
- tronera [el ~] zelfstandig naamwoord
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
el patán
el hijo de puta; el cabrón; el buche; el tronera; la polla; el gilipollas; el saco; el bruto; la picha; el granuja; el imbécil; el patán; la gilipuertas; el sodomita
- hijo de puta [el ~] zelfstandig naamwoord
- cabrón [el ~] zelfstandig naamwoord
- buche [el ~] zelfstandig naamwoord
- tronera [el ~] zelfstandig naamwoord
- polla [la ~] zelfstandig naamwoord
- gilipollas [el ~] zelfstandig naamwoord
- saco [el ~] zelfstandig naamwoord
- bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
- picha [la ~] zelfstandig naamwoord
- granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
- imbécil [el ~] zelfstandig naamwoord
- patán [el ~] zelfstandig naamwoord
- gilipuertas [la ~] zelfstandig naamwoord
- sodomita [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "patán":

patanes

Alternatieve synoniemen voor "patán":

acémila; mulo; mula; animal; bestia; bruto; torpe; bárbaro; bestial; cafre; ignorante; inculto; atroz
basto; chabacano; grosero; burdo; indelicado; ineducado; maleducado; ordinario; rústico; tosco; zafio; rudo; soez; obsceno; cateto; paleto; palurdo; vulgar
grullo; cazurro; pueblerino

Synoniemen voor "patán" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor patán in het Spaans

patán:

patán [el ~] zelfstandig naamwoord

el patán

el patán

el patán

el patán

el patán

el patán

el patán

el patán

el patán

el patán

Verwante woorden van "patán":

Alternatieve synoniemen voor "patán":