Spaanse synoniemen van puestos, ander woord voor puestos

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

puestos:
- funciones; puestos; cargos
puesto:
- gordo; masivo; puesto; graso; espeso; hinchado; grasiento; penoso; corpulento; grave; negrilla; extenso; obeso; voluminoso; grueso; reducido; entrado; sólido; movido; fértil; lucrativo; rollizo; llenito; entrado en carnes; pesado; importante; severo; repleto; gravemente; colocado; metido; harto; levantado; concebido; comenzado; disecado; tumefacto
- puesto; función; cargo; oficio; localidad; lugar; sitio; espacio; posición; punto; asiento; patio; zona; trabajo; empleo; puesto de trabajo; círculo laboral; taller; lugar de trabajo; estandarte; carpa; tienda; toldo; tenderete; tiendecilla ambulante; escaño

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor puestos in het Spaans

puestos:

puestos [el ~] zelfstandig naamwoord

el puestos
la funciones; el puestos; el cargos
- funciones [la ~] zelfstandig naamwoord
- puestos [el ~] zelfstandig naamwoord
- cargos [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "puestos":

puesto

puestos vorm van puesto:

puesto bijvoeglijk naamwoord

puesto
gordo; masivo; puesto; graso; espeso; hinchado; grasiento; penoso; corpulento; grave; negrilla; extenso; obeso; voluminoso; grueso; reducido; entrado; sólido; movido; fértil; lucrativo; rollizo; llenito; entrado en carnes; pesado; importante; severo; repleto; gravemente
- gordo bijvoeglijk naamwoord
- masivo bijvoeglijk naamwoord
- puesto bijvoeglijk naamwoord
- graso bijvoeglijk naamwoord
- espeso bijvoeglijk naamwoord
- hinchado bijvoeglijk naamwoord
- grasiento bijvoeglijk naamwoord
- penoso bijvoeglijk naamwoord
- corpulento bijvoeglijk naamwoord
- grave bijvoeglijk naamwoord
- negrilla bijvoeglijk naamwoord
- extenso bijvoeglijk naamwoord
- obeso bijvoeglijk naamwoord
- voluminoso bijvoeglijk naamwoord
- grueso bijvoeglijk naamwoord
- reducido bijvoeglijk naamwoord
- entrado bijvoeglijk naamwoord
- sólido bijvoeglijk naamwoord
- movido bijvoeglijk naamwoord
- fértil bijvoeglijk naamwoord
- lucrativo bijvoeglijk naamwoord
- rollizo bijvoeglijk naamwoord
- llenito bijvoeglijk naamwoord
- entrado en carnes bijvoeglijk naamwoord
- pesado bijvoeglijk naamwoord
- importante bijvoeglijk naamwoord
- severo bijvoeglijk naamwoord
- repleto bijvoeglijk naamwoord
- gravemente bijvoeglijk naamwoord
puesto
puesto; colocado; metido
- puesto bijvoeglijk naamwoord
- colocado bijvoeglijk naamwoord
- metido bijvoeglijk naamwoord
puesto
puesto; harto; colocado; levantado; hinchado; concebido; comenzado; disecado; tumefacto
- puesto bijvoeglijk naamwoord
- harto bijvoeglijk naamwoord
- colocado bijvoeglijk naamwoord
- levantado bijvoeglijk naamwoord
- hinchado bijvoeglijk naamwoord
- concebido bijvoeglijk naamwoord
- comenzado bijvoeglijk naamwoord
- disecado bijvoeglijk naamwoord
- tumefacto bijvoeglijk naamwoord

puesto [el ~] zelfstandig naamwoord

el puesto
el puesto
- puesto [el ~] zelfstandig naamwoord
el puesto
la función; el puesto; el cargo; el oficio
- función [la ~] zelfstandig naamwoord
- puesto [el ~] zelfstandig naamwoord
- cargo [el ~] zelfstandig naamwoord
- oficio [el ~] zelfstandig naamwoord
el puesto
la localidad; el lugar; el sitio; el espacio; la posición; el punto; el puesto; el asiento; el patio; la zona
- localidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- lugar [el ~] zelfstandig naamwoord
- sitio [el ~] zelfstandig naamwoord
- espacio [el ~] zelfstandig naamwoord
- posición [la ~] zelfstandig naamwoord
- punto [el ~] zelfstandig naamwoord
- puesto [el ~] zelfstandig naamwoord
- asiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- patio [el ~] zelfstandig naamwoord
- zona [la ~] zelfstandig naamwoord
el puesto
el puesto; el trabajo; el empleo; el puesto de trabajo; el círculo laboral; el taller; el lugar de trabajo
- puesto [el ~] zelfstandig naamwoord
- trabajo [el ~] zelfstandig naamwoord
- empleo [el ~] zelfstandig naamwoord
- puesto de trabajo [el ~] zelfstandig naamwoord
- círculo laboral [el ~] zelfstandig naamwoord
- taller [el ~] zelfstandig naamwoord
- lugar de trabajo [el ~] zelfstandig naamwoord
el puesto
el estandarte; el puesto; la carpa; la tienda; el toldo; el tenderete; la tiendecilla ambulante
- estandarte [el ~] zelfstandig naamwoord
- puesto [el ~] zelfstandig naamwoord
- carpa [la ~] zelfstandig naamwoord
- tienda [la ~] zelfstandig naamwoord
- toldo [el ~] zelfstandig naamwoord
- tenderete [el ~] zelfstandig naamwoord
- tiendecilla ambulante [la ~] zelfstandig naamwoord
el puesto
el puesto; la tiendecilla ambulante; el tenderete
- puesto [el ~] zelfstandig naamwoord
- tiendecilla ambulante [la ~] zelfstandig naamwoord
- tenderete [el ~] zelfstandig naamwoord
el puesto
el puesto; el escaño
- puesto [el ~] zelfstandig naamwoord
- escaño [el ~] zelfstandig naamwoord

Synoniemen voor "puestos" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor puestos in het Spaans

puestos:

puestos [el ~] zelfstandig naamwoord

el puestos

Verwante woorden van "puestos":

puestos vorm van puesto:

puesto bijvoeglijk naamwoord

puesto

puesto

puesto

puesto [el ~] zelfstandig naamwoord

el puesto

el puesto

el puesto

el puesto

el puesto

el puesto

el puesto

Verwante woorden van "puesto":

Alternatieve synoniemen voor "puesto":

Verwante synoniemen voor puestos