Spaanse synoniemen van robo, ander woord voor robo

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

robo:
- robo; hurto; substracción; escalamiento; fractura; efracción; escalo; atraco; rapiña
robar:
- robar; hurtar; birlar; mangar; llevarse con el pico; arrebatar; mangar a; hurtqr; coger; defraudar; evitar; escapar; disimular; disentir; divergir; huntar; desfalcar; guardarse de; privar de; quitar; saquear; sustraer; llevarse; privar; llevar; remover; pillar; asaltar; pegar; picar; arrancar; pulir; escamotear; piratear; desvalijar; disminuir; bajar; regresar; ahorrar; vencer; rebajar; desaparecer; recortar; reducir; descender; menguar; decaer; abreviar; decrecer

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor robo in het Spaans

robo:

robo [el ~] zelfstandig naamwoord

el robo
el robo; el hurto; la substracción
- robo [el ~] zelfstandig naamwoord
- hurto [el ~] zelfstandig naamwoord
- substracción [la ~] zelfstandig naamwoord
el robo
el robo; el escalamiento; la fractura; la efracción; el escalo
- robo [el ~] zelfstandig naamwoord
- escalamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- fractura [la ~] zelfstandig naamwoord
- efracción [la ~] zelfstandig naamwoord
- escalo [el ~] zelfstandig naamwoord
el robo
el robo; el atraco; la rapiña
- robo [el ~] zelfstandig naamwoord
- atraco [el ~] zelfstandig naamwoord
- rapiña [la ~] zelfstandig naamwoord
el robo
el robo
- robo [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "robo":

robos

Alternatieve synoniemen voor "robo":

botín; saqueo; saco; pillaje; presa; despojo; trofeo
escamoteo; hurto; engaño; trampa
expoliación; expolio; rapiña; usurpación
latrocinio; timo; fraude; dolo; estafa; desfalco
rapto; arrebato; arranque; impulso; éxtasis; transporte; arrebatamiento

robo vorm van robar:

robar werkwoord

robar
robar; hurtar; birlar; mangar; llevarse con el pico; arrebatar; mangar a
- robar werkwoord
- hurtar werkwoord
- birlar werkwoord
- mangar werkwoord
- llevarse con el pico werkwoord
- arrebatar werkwoord
- mangar a werkwoord
robar
robar; hurtqr; coger
- robar werkwoord
- hurtqr werkwoord
- coger werkwoord
robar
robar; defraudar; evitar; escapar; disimular; mangar; disentir; divergir; huntar; desfalcar; mangar a; guardarse de
- robar werkwoord
- defraudar werkwoord
- evitar werkwoord
- escapar werkwoord
- disimular werkwoord
- mangar werkwoord
- disentir werkwoord
- divergir werkwoord
- huntar werkwoord
- desfalcar werkwoord
- mangar a werkwoord
- guardarse de werkwoord
robar
robar
- robar werkwoord
robar
mangar; robar; birlar
- mangar werkwoord
- robar werkwoord
- birlar werkwoord
robar
robar; privar de; quitar; saquear; sustraer
- robar werkwoord
- privar de werkwoord
- quitar werkwoord
- saquear werkwoord
- sustraer werkwoord
robar
llevarse; privar de; quitar; robar; privar; llevar; remover
- llevarse werkwoord
- privar de werkwoord
- quitar werkwoord
- robar werkwoord
- privar werkwoord
- llevar werkwoord
- remover werkwoord
robar
robar; privar; quitar; pillar; asaltar; privar de
- robar werkwoord
- privar werkwoord
- quitar werkwoord
- pillar werkwoord
- asaltar werkwoord
- privar de werkwoord
robar
coger; pegar; picar; robar; arrancar; pulir; mangar; hurtar; escamotear; piratear
- coger werkwoord
- pegar werkwoord
- picar werkwoord
- robar werkwoord
- arrancar werkwoord
- pulir werkwoord
- mangar werkwoord
- hurtar werkwoord
- escamotear werkwoord
- piratear werkwoord
robar
robar; quitar; pillar; saquear; desvalijar
- robar werkwoord
- quitar werkwoord
- pillar werkwoord
- saquear werkwoord
- desvalijar werkwoord
robar
disminuir; bajar; regresar; ahorrar; vencer; rebajar; remover; llevarse; desaparecer; recortar; robar; reducir; descender; menguar; decaer; abreviar; decrecer
- disminuir werkwoord
- bajar werkwoord
- regresar werkwoord
- ahorrar werkwoord
- vencer werkwoord
- rebajar werkwoord
- remover werkwoord
- llevarse werkwoord
- desaparecer werkwoord
- recortar werkwoord
- robar werkwoord
- reducir werkwoord
- descender werkwoord
- menguar werkwoord
- decaer werkwoord
- abreviar werkwoord
- decrecer werkwoord

Conjugations for robar:

presente

robo
robas
roba
robamos
robáis
roban

imperfecto

robaba
robabas
robaba
robábamos
robabais
robaban

indefinido

robé
robaste
robó
robamos
robasteis
robaron

fut. de ind.

robaré
robarás
robará
robaremos
robaréis
robarán

condic.

robaría
robarías
robaría
robaríamos
robaríais
robarían

pres. de subj.

que robe
que robes
que robe
que robemos
que robéis
que roben

imp. de subj.

que robara
que robaras
que robara
que robáramos
que robarais
que robaran

miscelánea

¡roba!
¡robad!
¡no robes!
¡no robéis!
robado
robando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "robar":

arramplar; arramblar; saquear; rapiñar; arrear; apropiarse; apoderarse; afanar
bailar; danzar; retozar; hurtar; voltear; cabriolar; bailotear; zapatear; gambetear; moverse; trenzar; valsar; saltar; brincar; pirueta; botar
birlar; quitar; despojar; soplar; sisar
escamotear; mangar
espabilar
expoliar; desposeer; usurpar
garbear; estafar
guindar; sustraer; arrebatar
limpiar; apañar; levantar
llevarse
raptar; arrancar; separar
saltear; asaltar; atracar

Verwante synoniemen voor robo

Remove Ads

Synoniemen voor "robo" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor robo in het Spaans

robo:

robo [el ~] zelfstandig naamwoord

el robo

el robo

el robo

el robo

Verwante woorden van "robo":

Alternatieve synoniemen voor "robo":

robo vorm van robar:

robar werkwoord

robar

robar

robar

robar

robar

robar

robar

robar

robar

robar

robar

Conjugations for robar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Alternatieve synoniemen voor "robar":

Verwante synoniemen voor robo