Spaans

Uitgebreide synoniemen voor signo in het Spaans

signo:

signo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el signo
    el signo; el documento de prueba; la muestra; la prueba; el comprobante
  2. el signo
    la señal; el signo
    • señal [la ~] zelfstandig naamwoord
    • signo [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. el signo
    la señal; el signo; la seña
    • señal [la ~] zelfstandig naamwoord
    • signo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • seña [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. el signo
    el sello; el signo; el distintivo; el signo distintivo; la muestra; la marca; la matrícula; la señal; la característica; el emblema; el rótulo; la distinción concedida; la señal para ser reconocido; el rasgo característico; el artículo de marca
  5. el signo
    el gesto; la muestra; la seña; la señal; el proceder; la acción; el signo; el ademán
    • gesto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • muestra [la ~] zelfstandig naamwoord
    • seña [la ~] zelfstandig naamwoord
    • señal [la ~] zelfstandig naamwoord
    • proceder [el ~] zelfstandig naamwoord
    • acción [la ~] zelfstandig naamwoord
    • signo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ademán [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "signo":

  • signa, signas

Alternatieve synoniemen voor "signo":


Verwante synoniemen voor signo