Spaans

Uitgebreide synoniemen voor viveza in het Spaans

viveza:

viveza [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la viveza
    la viveza; la agilidad
    • viveza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • agilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. la viveza
    la listeza; la agudez; la habilidad; la astucia; la agudeza; la viveza; la sagacidad; la vivacidad; la acritud
    • listeza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • agudez [la ~] zelfstandig naamwoord
    • habilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • astucia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • agudeza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • viveza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sagacidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • vivacidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • acritud [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. la viveza
    la astucia; la viveza; la sagacidad; la listeza
    • astucia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • viveza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sagacidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • listeza [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. la viveza
    la animación; la viveza

Verwante woorden van "viveza":

  • vivezas

Alternatieve synoniemen voor "viveza":


Verwante synoniemen voor viveza