Home ->Woordenboeken ->Spaans/Frans ->Vertaal picos

Vertaal picos van Spaans naar Frans

Overzicht
Spaans naar Frans:   Meer gegevens...
  1. picos:
  2. pico:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor picos (Spaans) in het Frans

picos:

picos [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el picos (emboquillados; boquillas)
    le becs verseurs
  2. el picos (bocazas)
    le museaux; la gueules
    • museaux [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gueules [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. el picos
    le becs; le becs d'oiseaux

Vertaal Matrix voor picos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
becs picos boca de un pájaro; bocas de animales; pico
becs d'oiseaux picos
becs verseurs boquillas; emboquillados; picos
gueules bocazas; picos
museaux bocazas; picos

Verwante woorden van "picos":


pico:

pico [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el pico (boca; bocaza)
    la bouche
    • bouche [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. el pico (cumbre; hora punta; punto más alto)
    le sommet; la pointe; le pic; le point culminant; la cime
    • sommet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • pointe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pic [le ~] zelfstandig naamwoord
    • point culminant [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cime [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. el pico (punto más alto; cumbre)
    la cime; le sommet; le point culminant
  4. el pico (súmmum; clímax; colmo; )
    le sommet; le summum; le comble
    • sommet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • summum [le ~] zelfstandig naamwoord
    • comble [le ~] zelfstandig naamwoord
  5. el pico (tope; cumbre; punto más alto)
    le sommet; la pointe; le point culminant; la cime
  6. el pico (bocaza; mandíbulas; boca)
    la gueule; le museau; le bec
    • gueule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • museau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bec [le ~] zelfstandig naamwoord
  7. el pico
    le bec verseur; le bec
    • bec verseur [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bec [le ~] zelfstandig naamwoord
  8. el pico
    le bec; le bec d'oiseau
    • bec [le ~] zelfstandig naamwoord
    • bec d'oiseau [le ~] zelfstandig naamwoord
  9. el pico (bocaza; boca)
    le bec; le museau; la gueule; le groin
    • bec [le ~] zelfstandig naamwoord
    • museau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • gueule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • groin [le ~] zelfstandig naamwoord
  10. el pico (bocaza; boca)
    la gueule; le bec; le museau; le clapet
    • gueule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bec [le ~] zelfstandig naamwoord
    • museau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • clapet [le ~] zelfstandig naamwoord
  11. el pico (boca de un pájaro)
    le becs
    • becs [le ~] zelfstandig naamwoord
  12. el pico (cumbre; punto más alto)
    le sommet; la pointe; le sommet d'une montagne

Vertaal Matrix voor pico:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bec boca; bocaza; mandíbulas; pico
bec d'oiseau pico
bec verseur pico pitorro
becs boca de un pájaro; pico bocas de animales; picos
bouche boca; bocaza; pico
cime cumbre; hora punta; pico; punto más alto; tope apogeo; caballete; caballete de un tejado; cima; copa de un árbol; coronilla; cumbre; cúspide; lado superior; mollera; punta; topes
clapet boca; bocaza; pico escape; válvula de cierre
comble apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; momento culminante; pico; pináculo; punto culminante; punto álgido; súmmum; ápice alfarda; apogeo; cabrio; cenit; clímax; colmo; culminación; momento culminante; par de techo; pináculo; punta; punto culminante; punto álgido; silla; súmmum; viga
groin boca; bocaza; pico hocico del cerdo
gueule boca; bocaza; mandíbulas; pico cara fea; jeta; lepra; paliza
museau boca; bocaza; mandíbulas; pico hocico de perro; morro
pic cumbre; hora punta; pico; punto más alto destral; hacha destral; piqueta; pájaro carpintero
point culminant cumbre; hora punta; pico; punto más alto; tope apogeo; cambio; cenit; clímax; colmo; culminación; giro; momento crucial; momento culminante; pináculo; punta; punto culminante; punto álgido; súmmum; vuelta
pointe cumbre; hora punta; pico; punto más alto; tope alfiler; buril; cima; clave; clavo de alambre; clímax; colmo; cresta; culminación; dirección de inclinación del pelo; mancha; momento culminante; pináculo; protuberancia; pulla solapada; punta; punto culminante; punto álgido; punzón; reticencia; saliente; salpicadura; súmmum
sommet apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; hora punta; momento culminante; pico; pináculo; punto culminante; punto más alto; punto álgido; súmmum; tope; ápice apogeo; caballete; caballete de un tejado; cenit; cima; clímax; colmo; copa de un árbol; coronilla; culminación; cumbre; cúspide; lado superior; mollera; momento culminante; pináculo; punta; punto culminante; punto álgido; súmmum; topes; vértice
sommet d'une montagne cumbre; pico; punto más alto
summum apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación; cumbre; cúspide; momento culminante; pico; pináculo; punto culminante; punto álgido; súmmum; ápice apogeo; cenit; clímax; colmo; culminación
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
comble a tope; abarrotado; acolchado; atestado; atiborrado; cargado; colmado; completo; de bote en bote; empastado; en abundancia; hasta los topes; lleno; lleno hasta el borde; lleno hasta los topes; mucho; muy lleno; más que suficiente; pleno; rebosante; repleto

Verwante woorden van "pico":


Synoniemen voor "pico":


Wiktionary: pico

pico
noun
  1. Partie qui tient lieu de bouche aux oiseaux
  2. ornithol|nocat oiseau grimpeur se nourrissant de larves qu’il va chercher dans l’écorce en la frapper par des coups de bec répétés et creusant son nid dans un tronc d'arbre.
Cross Translation:
FromToVia
• pico → bec ↔ beak — structure projecting from a bird's face
• pico → bec ↔ bill — bird's beak
• pico → teub; bite; bitte ↔ dick — colloquial: penis
• pico → pioche ↔ pick — pickaxe
• pico → pioche ↔ pickaxe — heavy iron tool
• pico → siphon; bec verseur ↔ spout — a tube through which liquid is poured or discharged
• pico → sommet ↔ summit — peak, top of mountain
• pico → bec ↔ snavel — een bek van een vogel
• pico → pioche ↔ pikhouweel — hakwerktuig met steel, voorzien van een punt aan de ene zijde en een beitelachtige voorziening aan de andere zijde
• pico → houe ↔ Hacke — Schweiz, Deutschland ohne Südosten: Gartengerät zum Auflockern der Erde
• pico → pioche; pic ↔ Pickel — Handwerk: Werkzeug zum Lösen von Boden oder Gestein
• pico → pic ↔ Pik — Berggipfel, Bergspitze (in aus anderen Sprachen entlehnen Toponymen)
• pico → bec ↔ Schnabel — Zoologie: das Mundwerkzeug bestimmter Tiere
• pico → bite; queue ↔ Schwanz — umgangssprachlich, derb: Penis

Verwante vertalingen van picos







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0420 seconde
Page rendered in 1.0 seconds