Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: invitado

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: invitado

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. invitado:
  2. Invitado:
  3. invitar:
  4. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor invitado (Spaans) in het Nederlands

invitado:

invitado [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el invitado
    de gast; de invité; de genodigde
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • invité [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • genodigde [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. el invitado
    de gast
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. el invitado (durmiente; huésped; visitante; )
    de logé; slaapgast; de gast; de slaper; overnachter
    • logé [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • slaapgast [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • slaper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overnachter [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. el invitado (invitado a comer; convidado; comensal)
    gast aan tafel

invitado bijvoeglijk naamwoord

  1. invitado
    uitgenodigd

Vertaal Matrix voor invitado:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gast convidado; durmiente; huésped; invitado; invitado a dormir; visita; visitante amo; caballero; chaval; chico; cliente asiduo; compañero; frecuentador; fulano; hombre; hombrecillo; hombrecito; joven; macho; parroquiano habitual; señor; tipo; tío
gast aan tafel comensal; convidado; invitado; invitado a comer
genodigde invitado asistente
invité invitado
logé convidado; durmiente; huésped; invitado; invitado a dormir; visita; visitante
overnachter convidado; durmiente; huésped; invitado; invitado a dormir; visita; visitante
slaapgast convidado; durmiente; huésped; invitado; invitado a dormir; visita; visitante
slaper convidado; durmiente; huésped; invitado; invitado a dormir; visita; visitante
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitgenodigd invitado

Synoniemen voor "invitado":


Wiktionary: invitado

Cross Translation:
FromToVia
• invitado → gast ↔ Gast — Person, die unentgeltlich oder gegen Entgelt beherbergen, bewirten oder befördern wirdWikipedia|Gast

Invitado:

Invitado

  1. Invitado
    Uitgenodigd

Vertaal Matrix voor Invitado:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Uitgenodigd Invitado

invitar:

invitar werkwoord

  1. invitar (convidar)
    uitnodigen; engageren; inviteren
    • uitnodigen werkwoord (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)
    • engageren werkwoord (engageer, engageert, engageerde, engageerden, geëngageerd)
    • inviteren werkwoord (inviteer, inviteert, inviteerde, inviteerden, geïnviteerd)
  2. invitar (convidar)
    noden
  3. invitar (convidar)
    trakteren; fuiven
    • trakteren werkwoord (trakteer, trakteert, trakteerde, trakteerden, getrakteerd)
    • fuiven werkwoord (fuif, fuift, fuifde, fuifden, gefuifd)
  4. invitar (introducir alguien a; introducir)
    voorstellen; introduceren; kennis laten maken
    • voorstellen werkwoord (stel voor, stelt voor, stelde voor, stelden voor, voorgesteld)
    • introduceren werkwoord (introduceer, introduceert, introduceerde, introduceerden, geïntroduceerd)
    • kennis laten maken werkwoord
  5. invitar (agasajar con; convidar; obsequiar con; regalar con)
    vergasten op
  6. invitar
    uitnodigen
    • uitnodigen werkwoord (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)

Conjugations for invitar:

presente
  1. invito
  2. invitas
  3. invita
  4. invitamos
  5. invitáis
  6. invitan
imperfecto
  1. invitaba
  2. invitabas
  3. invitaba
  4. invitábamos
  5. invitabais
  6. invitaban
indefinido
  1. invité
  2. invitaste
  3. invitó
  4. invitamos
  5. invitasteis
  6. invitaron
fut. de ind.
  1. invitaré
  2. invitarás
  3. invitará
  4. invitaremos
  5. invitaréis
  6. invitarán
condic.
  1. invitaría
  2. invitarías
  3. invitaría
  4. invitaríamos
  5. invitaríais
  6. invitarían
pres. de subj.
  1. que invite
  2. que invites
  3. que invite
  4. que invitemos
  5. que invitéis
  6. que inviten
imp. de subj.
  1. que invitara
  2. que invitaras
  3. que invitara
  4. que invitáramos
  5. que invitarais
  6. que invitaran
miscelánea
  1. ¡invita!
  2. ¡invitad!
  3. ¡no invites!
  4. ¡no invitéis!
  5. invitado
  6. invitando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor invitar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voorstellen proposiciones; propuestas
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
engageren convidar; invitar contraer un compromiso
fuiven convidar; invitar acoger; convidar; festejar
introduceren introducir; introducir alguien a; invitar
inviteren convidar; invitar invocar; llamar; reclutar; recurrir a
kennis laten maken introducir; introducir alguien a; invitar
noden convidar; invitar
trakteren convidar; invitar repartir
uitnodigen convidar; invitar pedir; rogar; solicitar
vergasten op agasajar con; convidar; invitar; obsequiar con; regalar con
voorstellen introducir; introducir alguien a; invitar proponer

Wiktionary: invitar

Cross Translation:
FromToVia
• invitar → uitnodigen ↔ invite — ask for the presence or participation of someone
• invitar → trakteren ↔ treat — to entertain with food or drink
• invitar → uitnodigen; inviteren ↔ einladen — jemanden freundlich auffordern, bitten, zu kommen oder mitzugehen, um gemeinsam etwas zu tun
• invitar → inviteren; noden; uitnodigen; vragen ↔ inviter — convier, prier de se trouver, de se rendre quelque part, d’assister à quelque cérémonie, etc.

Verwante vertalingen van invitado



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor invitado (Nederlands) in het Spaans







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0352 seconde
Page rendered in 1.0 seconds