Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. mate:
  2. matar:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. mate:
  2. mat:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor mate (Spaans) in het Nederlands

mate:

mate bijvoeglijk naamwoord

  1. mate (apagado; sin brillo)
    mat; dof; flets; niet helder
    • mat bijvoeglijk naamwoord
    • dof bijvoeglijk naamwoord
    • flets bijvoeglijk naamwoord
    • niet helder bijvoeglijk naamwoord
  2. mate (sin brillo; pálido)
    mat; flets
    • mat bijvoeglijk naamwoord
    • flets bijvoeglijk naamwoord
  3. mate (apagado)
    mat; dof; glansloos; beslagen
    • mat bijvoeglijk naamwoord
    • dof bijvoeglijk naamwoord
    • glansloos bijvoeglijk naamwoord
    • beslagen bijvoeglijk naamwoord
  4. mate (pálido; sin brillo; apagado; descolorido; deslustrado)
    bleek; flets; kleurloos

Vertaal Matrix voor mate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslagen herrajes
mat campo; césped; estera; esterilla; felpudo; mantelito
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beslagen apagado; mate
bleek apagado; descolorido; deslustrado; mate; pálido; sin brillo agotado; blanco; caduco; canoso; claro; descolorido; desgastado; deslucido; desmudado; desteñido; difuso; débil; enfermizo; flojo; gastado; gris; incoloro; lejano; lánguido; lívido; manoseado; mustio; muy usado; pardo; plomizo; pálido; sin color; soso; tenue; vago
dof apagado; mate; sin brillo atontado; aturdido; soso; soñoliento
flets apagado; descolorido; deslustrado; mate; pálido; sin brillo agotado; blanco; caduco; canoso; descolorido; desgastado; deslucido; desmudado; desteñido; difuso; débil; enfermizo; flojo; gastado; gris; incoloro; lejano; lánguido; lívido; manoseado; mustio; pardo; plomizo; pálido; sin color; soso; tenue; vago
glansloos apagado; mate
kleurloos apagado; descolorido; deslustrado; mate; pálido; sin brillo incoloro; sin color
mat apagado; mate; pálido; sin brillo abatido; apagado; atontado; aturdido; blando; bochornoso; desanimado; flojo; fláccido; laso; lánguidamente; lánguido; no exuberante; opaco; perezoso; sin ganas de nada; soso; soñoliento
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
niet helder apagado; mate; sin brillo amortiguado; confuso; cuestionable; defectuoso; dudoso; espinoso; impreciso; impuro; incalculable; incierto; indeciso; indefinido; indeterminado; inestable; infinito; inseguro; misterioso; no claro; no seguro; tenebroso; turbio; vacilante; vago

Verwante woorden van "mate":


Synoniemen voor "mate":


Wiktionary: mate

mate
adjective
  1. zonder weerschijn

Cross Translation:
FromToVia
mate schaakmat; mat checkmate — conclusive victory in a game of chess
mate mat dull — not shiny
mate dof lackluster — Having no shine or lustre; dull
mate wiskunde maths — short form of mathematics
mate mat matte — not reflective of light
mate schaakmat schachmattbeim Schach: unfähig, dem Verlust des unmittelbar angegriffenen Königs beim Schachspiel entgegenzuwirken, und damit die Partie verlierend

matar:

matar werkwoord

  1. matar (dar muerte a; terminar; realizar; )
    doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen
    • doden werkwoord (dood, doodt, doodde, doodden, gedood)
    • vermoorden werkwoord (vermoord, vermoordt, vermoordde, vermoordden, vermoord)
    • liquideren werkwoord (liquideer, liquideert, liquideerde, liquideerden, geliquideerd)
    • van kant maken werkwoord (maak van kant, maakt van kant, maakte van kant, maakten van kant, van kant gemaakt)
    • doodmaken werkwoord (maak dood, maakt dood, maakte dood, maakten dood, doodgemaakt)
    • afmaken werkwoord (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • doodslaan werkwoord (sla dood, slaat dood, sloeg dood, sloegen dood, doodgeslagen)
    • ombrengen werkwoord (breng om, brengt om, bracht om, brachten om, omgebracht)
  2. matar (asesinar)
    afmaken; moorden; afslachten; doden; ombrengen; om het leven brengen; vermoorden
    • afmaken werkwoord (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • moorden werkwoord (moord, moordt, moordde, moordden, gemoord)
    • afslachten werkwoord (slacht af, slachtte af, slachtten af, afgeslacht)
    • doden werkwoord (dood, doodt, doodde, doodden, gedood)
    • ombrengen werkwoord (breng om, brengt om, bracht om, brachten om, omgebracht)
    • vermoorden werkwoord (vermoord, vermoordt, vermoordde, vermoordden, vermoord)
  3. matar (rematar; sacrificar)
    slachten
    • slachten werkwoord (slacht, slachtte, slachtten, geslacht)
  4. matar (tirar abajo; arrancar; asesinar; )
    neerhalen; neersabelen
    • neerhalen werkwoord (haal neer, haalt neer, haalde neer, haalden neer, neergehaald)
    • neersabelen werkwoord
  5. matar (ejecutar)
    terechtstellen; ter dood brengen; executeren
    • terechtstellen werkwoord (stel terecht, stelt terecht, stelde terecht, stelden terecht, terechtgesteld)
    • ter dood brengen werkwoord
    • executeren werkwoord (executeer, executeert, executeerde, executeerden, geëxecuteerd)
  6. matar (matar a tiros; fusilar; asesinar; matar de un tiro)
    doodschieten; afschieten; fusilleren; afknallen
    • doodschieten werkwoord (schiet dood, schoot dood, schoten dood, doodgeschoten)
    • afschieten werkwoord (schiet af, schoot af, schoten af, afgeschoten)
    • fusilleren werkwoord (fusilleer, fusilleert, fusilleerde, fusilleerden, gefusilleerd)
    • afknallen werkwoord (knal af, knalt af, knalde af, knalden af, afgeknald)
  7. matar (smashear; aplastar; hacer pedazos)
    smashen
    • smashen werkwoord (smash, smasht, smashte, smashten, gesmasht)

Conjugations for matar:

presente
  1. mato
  2. matas
  3. mata
  4. matamos
  5. matáis
  6. matan
imperfecto
  1. mataba
  2. matabas
  3. mataba
  4. matábamos
  5. matabais
  6. mataban
indefinido
  1. maté
  2. mataste
  3. mató
  4. matamos
  5. matasteis
  6. mataron
fut. de ind.
  1. mataré
  2. matarás
  3. matará
  4. mataremos
  5. mataréis
  6. matarán
condic.
  1. mataría
  2. matarías
  3. mataría
  4. mataríamos
  5. mataríais
  6. matarían
pres. de subj.
  1. que mate
  2. que mates
  3. que mate
  4. que matemos
  5. que matéis
  6. que maten
imp. de subj.
  1. que matara
  2. que mataras
  3. que matara
  4. que matáramos
  5. que matarais
  6. que mataran
miscelánea
  1. ¡mata!
  2. ¡matad!
  3. ¡no mates!
  4. ¡no matéis!
  5. matado
  6. matando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

matar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el matar
    afknallen
  2. el matar (eliminar)
    van kant maken; het doden

Vertaal Matrix voor matar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknallen matar
afmaken acabar; carnicería; degüello; matanza; terminar
afschieten disparo de tiros
afslachten carnicería; degüello; matanza
doden eliminar; matar
doodschieten caza; derribar; matar a tiros; tumbar
van kant maken eliminar; matar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afknallen asesinar; fusilar; matar; matar a tiros; matar de un tiro
afmaken asesinar; dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar acabar; complementar; completar; dar fin a; eliminar; finalizar; liquidar; terminar
afschieten asesinar; fusilar; matar; matar a tiros; matar de un tiro cazar; descargar; disparar; hacer fuego; herir; lanzar; tirar
afslachten asesinar; matar
doden asesinar; dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar
doodmaken dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar
doodschieten asesinar; fusilar; matar; matar a tiros; matar de un tiro abatir; ejecutar; exterminar; hacer sentencia de muerte; someter a ejecución forzosa
doodslaan dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar
executeren ejecutar; matar abatir; ejecutar; exterminar; hacer sentencia de muerte; someter a ejecución forzosa
fusilleren asesinar; fusilar; matar; matar a tiros; matar de un tiro fusilar
liquideren dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar aniquilar; destruir; eliminar; extinguir; liquidar
moorden asesinar; matar
neerhalen abatir; arrancar; arriar; asesinar; bajar en picado; dejar atrás; derribar; desembarcar; echar abajo; matar; matar a tiros; matar de un tiro; menoscabar; pegar un tiro; rezagarse; someter a ejecución forzosa; tirar abajo criticar; demoler; derribar; desguazar
neersabelen abatir; arrancar; arriar; asesinar; bajar en picado; dejar atrás; derribar; desembarcar; echar abajo; matar; matar a tiros; matar de un tiro; menoscabar; pegar un tiro; rezagarse; someter a ejecución forzosa; tirar abajo
om het leven brengen asesinar; matar abatir; ejecutar; exterminar; hacer sentencia de muerte; someter a ejecución forzosa
ombrengen asesinar; dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar abatir; ejecutar; exterminar; hacer sentencia de muerte; someter a ejecución forzosa
slachten matar; rematar; sacrificar
smashen aplastar; hacer pedazos; matar; smashear
ter dood brengen ejecutar; matar executar
terechtstellen ejecutar; matar
van kant maken dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar
vermoorden asesinar; dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar abatir; ejecutar; exterminar; hacer sentencia de muerte; someter a ejecución forzosa

Synoniemen voor "matar":


Wiktionary: matar

matar
verb
  1. iemand van het leven beroven.
  2. doden, om het leven brengen
  3. gewelddadig van het leven beroven

Cross Translation:
FromToVia
matar slachten butcher — To slaughter animals and prepare meat for market
matar doden; vermoorden kill — put to death
matar slachten slaughter — To butcher animals, generally for food (also kosher and halal rituals)
matar doden; vermoorden slay — to kill, murder
matar afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen abattre — Traductions à trier suivant le sens
matar doden; doodmaken; ombrengen tuerôter la vie d’une manière violente ; il ne se dit pas quand il s’agit soit d’une exécution de justice, soit d’une mort par noyade, étouffement ou empoisonnement.

Verwante vertalingen van mate



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mate (Nederlands) in het Spaans

mate:

mate [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de mate (kwantiteit)
    la medida; la cantidad
    • medida [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cantidad [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de mate (gradatie; graad)
    el grado; el gradación; la medida; el nivel
    • grado [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gradación [el ~] zelfstandig naamwoord
    • medida [la ~] zelfstandig naamwoord
    • nivel [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. de mate (grootte; dimensie; omvang; )
    – hoe groot het is 1
    la dimensión; el tamaño; la talla; el formato; la medida; la proporción; el volumen; la extensión

Vertaal Matrix voor mate:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cantidad kwantiteit; mate aantal; bedrag; drom; hoeveelheid; horde; kudde; kwantiteit; massa; schaar; schare; somma; troep
dimensión afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang afmeting; dimensie; maat
extensión afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang ampelheid; bestandsextensie; doortrekking; extensie; gebied; oprekken; spreiding; toevoeging; toevoegsel; uitbreiding; uitgebreidheid; uitgestrektheid; uitlegging; uitspreiding; uitvoerigheid; verbreiding
formato afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang bestandsindeling; boekvorm; gegevensindeling; opmaak
gradación graad; gradatie; mate graad; laag; niveau; peil; plan; stand
grado graad; gradatie; mate gehalte; graad; klasse; militaire rang; niveau; peil; thermometergraad; warmtegraad; wetenschappelijke graad
medida afmeting; dimensie; formaat; graad; gradatie; grootte; kwantiteit; maat; mate; omvang afkondiging; afmeting; decreet; maat; maateenheid; maatregel; schikking; uitvaardiging; voorziening
nivel graad; gradatie; mate buil; bult; effenheid; graad; kneuswond; kneuzing; laag; letsel; niveau; peil; pijlhoogte; plan; stand; vlak; vlakheid
proporción afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang evenredigheid; juiste proportie; proportie; verhouding
talla afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang afmeting; bouwsel; bouwwerk; figuur; gebouw; gedaante; gestalte; lichaamslengte; lichaamspostuur; maat; pand; postuur; uiterlijk; vorm
tamaño afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang aanzien; afmeting; band; boekdeel; capaciteit; deel; exterieur; gedaante; geluidsniveau; inhoudsruimte; maat; omvang; schim; volume
volumen afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang band; boekdeel; capaciteit; deel; geluidsniveau; grootte in de ruimte; inhoud; inhoudsruimte; toonsterkte; volume
- maat
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
nivel dimensieniveau; laag; niveau

Verwante woorden van "mate":


Synoniemen voor "mate":


Verwante definities voor "mate":

  1. hoe groot het is1
    • in zekere mate heeft hij gelijk1

Wiktionary: mate


Cross Translation:
FromToVia
mate dimensión; tamaño Umfang — Ausmaß
mate grado; cargo; jerarquía degréespace compris entre deux marches d’un escalier.
mate medida mesure — Dimension (sens général)
mate estatura; talla; medida; dimensión; extensión; tamaño taillecoupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.

mate vorm van mat:

mat bijvoeglijk naamwoord

  1. mat (niet uitbundig)
    no exuberante
  2. mat (gematteerd)
    opaco
    • opaco bijvoeglijk naamwoord
  3. mat (flets)
    mate; pálido; sin brillo
  4. mat (glansloos; dof; beslagen)
    mate; apagado
    • mate bijvoeglijk naamwoord
    • apagado bijvoeglijk naamwoord
  5. mat (niet helder; dof; flets)
    mate; sin brillo; apagado
  6. mat (versuft; soezerig; suf; )
    soso; aturdido; soñoliento; atontado
  7. mat (futloos; slap; lusteloos; lamlendig)
    fláccido; perezoso; flojo; lánguidamente; blando; apagado; abatido; bochornoso; desanimado; laso; lánguido; sin ganas de nada

mat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de mat (onderzetter; matje; onderlegger; placemat; tafelmatje)
    la estera; la esterilla; el mantelito
  2. de mat (grasmat; gras)
    el césped; el campo
    • césped [el ~] zelfstandig naamwoord
    • campo [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. de mat (vloermat)
    la estera; la esterilla; el felpudo
    • estera [la ~] zelfstandig naamwoord
    • esterilla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • felpudo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
campo gras; grasmat; mat akker; bouwland; bouwterrein; emplacement; gebied; gevecht; grond; kamp; kavel; land; landschap; legerplaats; perceel; platteland; rayon; rayon van een bedrijf; strijd; terrein; veld; worsteling
césped gras; grasmat; mat gazon; grasmat; grasperk; grastapijt; grasveld; graszode; plag; zode
estera mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje; vloermat onderleggers; onderzetters; placemats; rietmat; tafelmatjes
esterilla mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje; vloermat onderleggers; onderzetters; placemats; tafelmatjes
felpudo mat; vloermat deurkleedje; deurmat
mantelito mat; matje; onderlegger; onderzetter; placemat; tafelmatje kleedje; onderleggers; onderzetters; placemats; tafelmatjes
perezoso flierefluiter; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; luiaard; luilak; luiwammes; slampamper
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apagado beslagen; dof; flets; futloos; glansloos; lamlendig; lusteloos; mat; niet helder; slap afsluitings-; bleek; effen; egaal; eruit; flets; geblust; gedempt; gelijk; geslepen; glad; grauw; halfluid; ingetogen; kleurloos; mistroostig; oververmoeid; plat; somber; stemmig; strak; triest; troosteloos; uit; uitgeblust; van; vanaf nu; vanuit; vlak; vlakuit; vreugdeloos
- dof
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
apagado afsluiten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abatido futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap bankroet; bedrukt; beroerd; deplorabel; ellendig; failliet; gedrukt; geruineerd; geslagen; lamlendig; lijzig; log; loom; meelijwekkend; miserabel; mismoedig; mistroostig; moedeloos; neerslachtig; pessimistisch; teneergeslagen; terneergeslagen; verdrietig
atontado daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft bedwelmd; met de mond vol tanden; met open mond; onder invloed; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verblind; verbluft; verdwaasd; verstomd; verwonderd
aturdido daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft aanmatigend; bot; doezelig; dorps; getroffen; kortaf; met de mond vol tanden; met open mond; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; onthutst; ontsteld; overdonderd; overrompeld; overstuur; paf; perplex; respectloos; soezerig; sprakeloos; suf; verbaasd; verbijsterd; verblind; verbluft; verdwaasd; verstomd; verwonderd; zonder omhaal
blando futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap aangelengd; bleekjes; clement; goedhartig; krukkig; laks; mak; mals; mild; murw; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verdund; wee; week; welwillend; zacht; zachtaardig; ziekelijk; zwak
bochornoso futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap benauwd; broeierig; lijzig; log; loom; zwoel
desanimado futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap bedrukt; beroerd; deplorabel; ellendig; futloos; gebelgd; gedrukt; lamlendig; landerig; lijzig; log; loom; meelijwekkend; miserabel; mismoedig; misnoegd; mistroostig; moedeloos; neerslachtig; ontevreden; pessimistisch; teneergeslagen; terneergeslagen; verdrietig; verstoord; vervelend
flojo futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap beroerd; bleek; bleekjes; breekbaar; broos; deplorabel; dun; ellendig; energieloos; flauw; flauwtjes; flets; fragiel; futloos; gammel; geen vet op de botten hebbende; iel; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; lamlendig; landerig; lijzig; log; loom; lusteloos; mager; mals; meelijwekkend; miserabel; niet stevig; onbeholpen; onhandig; pips; schraal; schriel; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; verschoten; wankel; wee; week; ziekelijk; zwak
fláccido futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap bleekjes; krukkig; laks; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wee; ziekelijk; zwak
laso futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
lánguidamente futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap
lánguido futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap armetierig; bleek; flauw; flets; hunkerend; kwijnend; reikhalzend; smachtend; verlangend; verschoten
mate beslagen; dof; flets; glansloos; mat; niet helder bleek; flets; kleurloos
no exuberante mat; niet uitbundig
opaco gematteerd; mat gesluierd; heiig; lichtdicht; omfloerst; ondoorzichtelijk; onduidelijk; vaag; vaag zichtbaar; wazig; wollig
perezoso futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap dwaas; eigenaardig; gek; gemakzuchtig; lijzig; log; loom; lui; maf; mal; traag; typisch; vreemd; werkschuw
pálido flets; mat blank; bleek; bleek van gelaatskleur; bleekjes; flauw; flets; grauwkleurig; grijs; kleurloos; ongelakt; pips; slap; slapjes; verschoten; wee; wit; wit van huidskleur; ziekelijk; zwak
sin brillo dof; flets; mat; niet helder bleek; flets; grauwkleurig; grijs; kleurloos
sin ganas de nada futloos; lamlendig; lusteloos; mat; slap hangerig
soso daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft afgezaagd; bleek; eentonig; flauw; flets; melig; monotoon; muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; saai; slaapverwekkend; smakeloos; suf; verschaald; verschoten; vervelend; zonder smaak; zouteloos
soñoliento daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft doezelig; dommelig; dromerig; eentonig; lodderig; mijmerend; monotoon; saai; slaapverwekkend; slaperig; soezend; soezerig; soezig; suf; suffend; suffig; versuft

Verwante woorden van "mat":


Synoniemen voor "mat":


Antoniemen van "mat":


Verwante definities voor "mat":

  1. zonder glans1
    • ik laat mijn foto's altijd mat afdrukken1
  2. rechthoekig vloerkleedje van biezen of touw1
    • er ligt een dikke mat voor de deur1
  3. stilletjes, niet levendig1
    • Bas is zo mat vandaag, hij is vast ziek1

Wiktionary: mat


Cross Translation:
FromToVia
mat jaque mate checkmate — said when making the conclusive move in chess
mat mate; jaque mate checkmate — conclusive victory in a game of chess
mat opaco; mate dull — not shiny
mat felpudo; alfombrilla mat — foot wiping device or floor covering
mat salvamanteles mat — protector
mat colchoneta mat — athletics: protective pad
mat mate matte — not reflective of light
mat embotado; obtuso terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose.

Verwante vertalingen van mate