Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal amenaza

Vertaal amenaza van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

amenaza:
- bedreiging; dreigement; dreiging; onraad
amenazar:
- bedreigen; dreigen
Wiktionary:
- amenaza → bedreiging, dreiging
- amenaza → dreiging, bedreiging, dreigement
- amenazar → bedreigen, dreigen
- amenazar → bedreigen, dreigen, manen, aanmanen, aansporen, berispen, een standje geven, uitkafferen, beknorren, terechtwijzen, verwijten, brullen, bulderen, daveren, loeien

Spaans

Uitgebreide vertaling voor amenaza (Spaans) in het Nederlands

amenaza:

amenaza [la ~] zelfstandig naamwoord

la amenaza
de bedreiging; het dreigement
- bedreiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- dreigement [het ~] zelfstandig naamwoord
la amenaza (riesgo; peligro; inminencia; amago)
de dreiging
- dreiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la amenaza (peligro)
het onraad
- onraad [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor amenaza:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bedreiging	amenaza
dreigement	amenaza
dreiging	amago; amenaza; inminencia; peligro; riesgo
onraad	amenaza; peligro

Synoniemen voor "amenaza":

alarma; susto; sobresalto; temor; inquietud; intranquilidad; desasosiego; miedo; sorpresa; alerta; emergencia
aldabonazo; advertencia; aviso; admonición; reprensión; indicación; llamada; observación; ultimátum; intimación
boicot; boicoteo; bloqueo; obstrucción; presión
jaque; peligro; lance; jugada

Wiktionary: amenaza

amenaza

noun

een mogelijk gevaar
- bedreiging → amenaza
een bestraffende handeling die in het vooruitzicht is gesteld
- dreiging → amenaza

Cross Translation:

From	To	Via
• amenaza	→ dreiging; bedreiging; dreigement	↔ menace — Parole ou geste pour marquer sa colère, son ressentiment et pour faire craindre le mal qu’on prépare.

amenazar:

amenazar werkwoord

amenazar (asustar; poner en peligro; meter miedo; intimidar; dar miedo; espantar; dar un susto)
bedreigen
- bedreigen werkwoord (bedreig, bedreigt, bedreigde, bedreigden, bedreigd)
amenazar
dreigen
- dreigen werkwoord (dreig, dreigt, dreigde, dreigden, gedreigd)

Conjugations for amenazar:

presente

amenazo
amenazas
amenaza
amenazamos
amenazáis
amenazan

imperfecto

amenazaba
amenazabas
amenazaba
amenazábamos
amenazabais
amenazaban

indefinido

amenacé
amenazaste
amenazó
amenazamos
amenazasteis
amenazaron

fut. de ind.

amenazaré
amenazarás
amenazará
amenazaremos
amenazaréis
amenazarán

condic.

amenazaría
amenazarías
amenazaría
amenazaríamos
amenazaríais
amenazarían

pres. de subj.

que amenace
que amenaces
que amenace
que amenacemos
que amenacéis
que amenacen

imp. de subj.

que amenazara
que amenazaras
que amenazara
que amenazáramos
que amenazarais
que amenazaran

miscelánea

¡amenaza!
¡amenazad!
¡no amenaces!
¡no amenacéis!
amenazado
amenazando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor amenazar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bedreigen	amenazar; asustar; dar miedo; dar un susto; espantar; intimidar; meter miedo; poner en peligro
dreigen	amenazar

Synoniemen voor "amenazar":

amagar
boicotear; obstaculizar; obstruir; bloquear; presionar
bravear; provocar; desafiar; retar
ladrar; vocear; alborotar; gritar
levantar; subir; alzar; elevar; izar; blandir; aupar; empinar; encaramar; erguir; empuñar; enarbolar; agitar; arbolar; balancear; blandear; mover

Wiktionary: amenazar

amenazar

verb

iemand met een mogelijk gevaar confronteren
- bedreigen → amenazar; conminar
een bestraffende handeling in het vooruitzicht stellen
- dreigen → amenazar; amagar

Cross Translation:

From	To	Via
• amenazar	→ bedreigen; dreigen	↔ threaten — to make a threat against someone; to use threats
• amenazar	→ bedreigen	↔ threaten — to menace, or be dangerous
• amenazar	→ manen; aanmanen; aansporen; berispen; een standje geven; uitkafferen; beknorren; terechtwijzen; verwijten; brullen; bulderen; daveren; loeien; dreigen; bedreigen	↔ gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.
• amenazar	→ dreigen; bedreigen	↔ menacer — Faire des menaces.