Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. desviar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor desviar (Spaans) in het Nederlands

desviar:

desviar werkwoord

  1. desviar (parar)
    pareren; afweren; weren
    • pareren werkwoord (pareer, pareert, pareerde, pareerden, gepareerd)
    • afweren werkwoord (weer af, weert af, weerde af, weerden af, afgeweerd)
    • weren werkwoord (weer, weert, weerde, weerden, geweerd)
  2. desviar (volver la espalda; apartar; apartarse)
    afwenden; afkeren
    • afwenden werkwoord (wend af, wendt af, wendde af, wendden af, afgewend)
    • afkeren werkwoord (keer af, keert af, keerde af, keerden af, afgekeerd)
  3. desviar
    omleiden
    • omleiden werkwoord (leid om, leidt om, leidde om, leidden om, omgeleid)
  4. desviar
    doorverbinden
    • doorverbinden werkwoord (verbind door, verbindt door, verbond door, verbonden door, doorverbonden)
  5. desviar (separarse; ramificarse; dividirse)
    aftakken; vertakken
    • aftakken werkwoord (tak af, takt af, takte af, takten af, afgetakt)
    • vertakken werkwoord (vertak, vertakt, vertakte, vertakten, vertakt)
  6. desviar (rodear; cercar)
    omleggen
    • omleggen werkwoord (leg om, legt om, legde om, legden om, omgelegd)

Conjugations for desviar:

presente
  1. desvío
  2. desvías
  3. desvía
  4. desviamos
  5. desviáis
  6. desvían
imperfecto
  1. desviaba
  2. desviabas
  3. desviaba
  4. desviábamos
  5. desviabais
  6. desviaban
indefinido
  1. desvié
  2. desviaste
  3. desvió
  4. desviamos
  5. desviasteis
  6. desviaron
fut. de ind.
  1. desviaré
  2. desviarás
  3. desviará
  4. desviaremos
  5. desviaréis
  6. desviarán
condic.
  1. desviaría
  2. desviarías
  3. desviaría
  4. desviaríamos
  5. desviaríais
  6. desviarían
pres. de subj.
  1. que desvíe
  2. que desvíes
  3. que desvíe
  4. que desviemos
  5. que desviéis
  6. que desvíen
imp. de subj.
  1. que desviara
  2. que desviaras
  3. que desviara
  4. que desviáramos
  5. que desviarais
  6. que desviaran
miscelánea
  1. ¡desvía!
  2. ¡desviad!
  3. ¡no desvíes!
  4. ¡no desviéis!
  5. desviado
  6. desviando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor desviar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkeren apartarse
aftakken bifurcación; ramal; ramificación
afwenden apartar; evitar
afweren defender; defenderse
vertakken bifurcación; ramal; ramificación
weren defender; defenderse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkeren apartar; apartarse; desviar; volver la espalda
aftakken desviar; dividirse; ramificarse; separarse
afwenden apartar; apartarse; desviar; volver la espalda apartar; distraer; parar; volver; volverse
afweren desviar; parar defender
doorverbinden desviar comunicar; conectar; ligar; transferencia; unir; vincular
omleggen cercar; desviar; rodear
omleiden desviar redirigir
pareren desviar; parar
vertakken desviar; dividirse; ramificarse; separarse
weren desviar; parar defender; evitar; prevenir
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorverbinden desvío de llamadas

Synoniemen voor "desviar":

  • bizcar; bizcornear; embizcar; extraviar los ojos
  • extraviar; desorientar; decaminar

Wiktionary: desviar

desviar
verb
  1. het uitzetten van een alternatief pad rondom een ontoegankelijk deel van de weg
  2. (overgankelijk)

Cross Translation:
FromToVia
desviar omleiden detour — transitive: to direct or send on a detour
desviar verstrooien scatter — physics: to deflect
desviar afslaan; afwijken dévier — Se détourner, être détourné de sa direction.

Verwante vertalingen van desviar