Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: invité

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: invité

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. inviter:
  2. invitée:
  3. invité:
  4. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. invité:

Frans

Uitgebreide vertaling voor invité (Frans) in het Nederlands

invite:


Synoniemen voor "invite":


inviter:

inviter werkwoord (invite, invites, invitons, invitez, )

  1. inviter (engager; convier; embaucher)
    uitnodigen; engageren; inviteren
    • uitnodigen werkwoord (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)
    • engageren werkwoord (engageer, engageert, engageerde, engageerden, geëngageerd)
    • inviteren werkwoord (inviteer, inviteert, inviteerde, inviteerden, geïnviteerd)
  2. inviter (convier)
    noden
  3. inviter (régaler; offrir une tournée; fêter; offrir; faire la fête)
    trakteren; fuiven
    • trakteren werkwoord (trakteer, trakteert, trakteerde, trakteerden, getrakteerd)
    • fuiven werkwoord (fuif, fuift, fuifde, fuifden, gefuifd)
  4. inviter (encourager à; convier; stimuler; )
    aansporen; aanzetten
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanzetten werkwoord (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
  5. inviter (appeler)
    inroepen
    • inroepen werkwoord (roep in, roept in, riep in, riepen in, ingeroepen)
  6. inviter (crier à; évoquer; appeler; )
    aanroepen; toeroepen
    • aanroepen werkwoord (roep aan, roept aan, riep aan, riepen aan, aangeroepen)
    • toeroepen werkwoord (roep toe, roept toe, riep toe, riepen toe, toegeroepen)
  7. inviter
    uitnodigen
    • uitnodigen werkwoord (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)

Conjugations for inviter:

Présent
  1. invite
  2. invites
  3. invite
  4. invitons
  5. invitez
  6. invitent
imparfait
  1. invitais
  2. invitais
  3. invitait
  4. invitions
  5. invitiez
  6. invitaient
passé simple
  1. invitai
  2. invitas
  3. invita
  4. invitâmes
  5. invitâtes
  6. invitèrent
futur simple
  1. inviterai
  2. inviteras
  3. invitera
  4. inviterons
  5. inviterez
  6. inviteront
subjonctif présent
  1. que j'invite
  2. que tu invites
  3. qu'il invite
  4. que nous invitions
  5. que vous invitiez
  6. qu'ils invitent
conditionnel présent
  1. inviterais
  2. inviterais
  3. inviterait
  4. inviterions
  5. inviteriez
  6. inviteraient
passé composé
  1. ai invité
  2. as invité
  3. a invité
  4. avons invité
  5. avez invité
  6. ont invité
divers
  1. invite!
  2. invitez!
  3. invitons!
  5. invité
  6. invitant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor inviter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanroepen interpellation; invocation
aansporen activation; aiguillon; allumage; encouragement; excitation; incitation; mise en marche; propulsion; réconfort; soutien; stimulant; stimulation; support
aanzetten aiguillon; encouragement; incitation; stimulant; stimulation
toeroepen crier à
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanroepen aborder; accoster; appeler; appeler à; convoquer; crier; crier à; héler; interpeller; inviter; invoquer; évoquer aborder; accoster; appeler; arraisonner; crier; crier à; embaucher; engager; faire appel à; héler; icône Appeler
aansporen convier; encourager à; exciter; inviter; presser; s'empresser; stimuler actionner; activer; aguillonner; aiguillonner; aiguiser; animer; attiser; encourager; exciter; exhorter; inciter; inciter à; mettre en marche; pousser; presser; provoquer; stimuler; tisonner; éperonner; être l'instigateur de
aanzetten convier; encourager à; exciter; inviter; presser; s'empresser; stimuler activer; affiler; affûter; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; animer; attiser; brancher sur; encourager; exciter; faire fonctionner; faire marcher; inciter; inciter à; limer; mettre en circuit; mettre en marche; polir; pousser en avant; propulser; provoquer; semer la discorde; stimuler; tailler; énerver; éperonner; établir le contact; être l'instigateur de
engageren convier; embaucher; engager; inviter s'allier; s'engager avec; s'impliquer dans; s'unir; se confédérer
fuiven faire la fête; fêter; inviter; offrir; offrir une tournée; régaler accueillir; fêter; offrir des friandises
inroepen appeler; inviter embaucher; engager; faire appel à
inviteren convier; embaucher; engager; inviter embaucher; engager; faire appel à
noden convier; inviter
toeroepen aborder; accoster; appeler; appeler à; convoquer; crier; crier à; héler; interpeller; inviter; invoquer; évoquer
trakteren faire la fête; fêter; inviter; offrir; offrir une tournée; régaler offrir des friandises; payer un repas à; payer un verre à; régaler
uitnodigen convier; embaucher; engager; inviter demander; exiger; prier; requérir; solliciter; supplier
- demander

Synoniemen voor "inviter":


Wiktionary: inviter

inviter
verb
  1. convier, prier de se trouver, de se rendre quelque part, d’assister à quelque cérémonie, etc.
inviter
verb
  1. iemand verzoeken iets bij te wonen
Cross Translation:
FromToVia
• inviter → uitnodigen ↔ invite — ask for the presence or participation of someone
• inviter → uitnodigen; inviteren ↔ einladen — jemanden freundlich auffordern, bitten, zu kommen oder mitzugehen, um gemeinsam etwas zu tun

invitée:

invitée [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'invitée (invité; visiteur)
    de gast; de invité; de genodigde
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • invité [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • genodigde [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor invitée:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gast invité; invitée; visiteur familier; gars; habitué; habituée; homme; hôte; invité; mec; monsieur; pilier de café; type; visiteur; visiteur régulier; zèbre
genodigde invité; invitée; visiteur participant
invité invité; invitée; visiteur

Synoniemen voor "invitée":


Wiktionary: invitée

Cross Translation:
FromToVia
• invitée → gast ↔ Gast — Person, die unentgeltlich oder gegen Entgelt beherbergen, bewirten oder befördern wirdWikipedia|Gast
• invitée → bezoeker ↔ visitor — sightseer

invité:

invité bijvoeglijk naamwoord

  1. invité
    uitgenodigd

invité [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'invité (visiteur; invitée)
    de gast; de invité; de genodigde
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • invité [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • genodigde [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'invité (hôte; visiteur)
    de logé; slaapgast; de gast; de slaper; overnachter
    • logé [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • slaapgast [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • slaper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overnachter [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. l'invité
    de introducé
  4. l'invité
    de gast
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

invité

  1. invité
    Uitgenodigd

Vertaal Matrix voor invité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gast hôte; invité; invitée; visiteur familier; gars; habitué; habituée; homme; mec; monsieur; pilier de café; type; visiteur régulier; zèbre
genodigde invité; invitée; visiteur participant
introducé invité
invité invité; invitée; visiteur
logé hôte; invité; visiteur
overnachter hôte; invité; visiteur
slaapgast hôte; invité; visiteur
slaper hôte; invité; visiteur
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Uitgenodigd invité
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitgenodigd invité

Synoniemen voor "invité":


Wiktionary: invité

Cross Translation:
FromToVia
• invité → gast ↔ Gast — Person, die unentgeltlich oder gegen Entgelt beherbergen, bewirten oder befördern wirdWikipedia|Gast
• invité → bezoeker ↔ visitor — sightseer

Verwante vertalingen van invité



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor invité (Nederlands) in het Frans

invité:

invité [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de invité (genodigde; gast)
    le visiteur; l'invité; l'invitée

Vertaal Matrix voor invité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
invité gast; genodigde; invité gast; introducé; logé; overnachter; slaapgast; slaper
invitée gast; genodigde; invité
visiteur gast; genodigde; invité gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
invité Uitgenodigd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
invité uitgenodigd

Verwante woorden van "invité":

  • invités







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0742 seconde
Page rendered in 1.0 seconds