Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal auditoire

Vertaal auditoire van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

auditoire:
- auditorium; gehoorzaal; aula; collegezaal
- publiek; gehoor
Wiktionary:
- auditoire → auditorium, gehoor, hoorders, toehoorders
- auditoire → publiek, auditief, gehoorzaal

Frans

Uitgebreide vertaling voor auditoire (Frans) in het Nederlands

auditoire:

auditoire [le ~] zelfstandig naamwoord

l'auditoire (amphithéâtre)
het auditorium; de gehoorzaal; de aula
- auditorium [het ~] zelfstandig naamwoord
- gehoorzaal [de ~] zelfstandig naamwoord
- aula [de ~] zelfstandig naamwoord
l'auditoire (salle de conférences; amphi; amphithéâtre)
de collegezaal
- collegezaal [de ~] zelfstandig naamwoord

auditoire [la ~] zelfstandig naamwoord

l'auditoire (public)
het publiek; het gehoor
- publiek [het ~] zelfstandig naamwoord
- gehoor [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor auditoire:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
auditorium	amphithéâtre; auditoire	auditorium; salle d'audiences; salle de conférences
aula	amphithéâtre; auditoire	auditorium; salle d'audiences; salle de conférences
collegezaal	amphi; amphithéâtre; auditoire; salle de conférences
gehoor	auditoire; public	suite
gehoorzaal	amphithéâtre; auditoire	auditorium; salle d'audiences; salle de conférences
publiek	auditoire; public
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
publiek		en public; public; publique; publiquement

Synoniemen voor "auditoire":

assistance; public; manifeste; évident; ouvert; banal; commun; notoire; officiel; audience; foule; spectateurs

Wiktionary: auditoire

auditoire

noun

Assemblée qui écouter une personne parlant ou lire en public ou interpréter une œuvre lyrique ou instrumentale.
- auditoire → auditorium; gehoor; hoorders; toehoorders

Cross Translation:

From	To	Via
• auditoire	→ publiek	↔ audience — group of people seeing a performance
• auditoire	→ publiek	↔ auditory — an assembly of hearers; an audience
• auditoire	→ auditief	↔ auditory — of or pertaining to hearing
• auditoire	→ gehoorzaal	↔ auditory — an auditorium
• auditoire	→ publiek	↔ Publikum — Bezeichnung für die Öffentlichkeit, sowie für die Gesamtheit der Zuschauer, Zuhörer, Besucher, etc.