Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor renommé (Frans) in het Nederlands

renommé:

renommé bijvoeglijk naamwoord

  1. renommé (célèbre; fameux; illustre)
    beroemd; befaamd
  2. renommé (reconnu; distingué; célèbre; fameux; illustre)
    erkend; gerenommeerd
  3. renommé (populaire; célèbre; fameux; )
    populair; gevierd
  4. renommé (réélu)
    herbenoemd; opnieuw benoemd
  5. renommé (célèbre; fameux)
    fameus
    • fameus bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor renommé:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
befaamd célèbre; fameux; illustre; renommé d'importance; d'un rang élevé; de grande valeur; de haute qualité; de marque; digne; en vue; haut placé; important; marquant; respectable; supérieur; vénérable; éminent
beroemd célèbre; fameux; illustre; renommé d'importance; d'un rang élevé; dignement; distingué; illustre; noble; respecté; solennel; solennellement; vénérable
erkend célèbre; distingué; fameux; illustre; reconnu; renommé
fameus célèbre; fameux; renommé
gerenommeerd célèbre; distingué; fameux; illustre; reconnu; renommé
gevierd aimé; cher; chéri; couvert de lauriers; célèbre; célébré; désiré; en vogue; estimé; fameux; illustre; loué; populaire; renommé; vanté; voulu
populair aimé; cher; chéri; couvert de lauriers; célèbre; célébré; désiré; en vogue; estimé; fameux; illustre; loué; populaire; renommé; vanté; voulu
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
herbenoemd renommé; réélu
opnieuw benoemd renommé; réélu

Synoniemen voor "renommé":


Wiktionary: renommé

renommé
adjective
  1. onder velen bekend en bewonderd

Cross Translation:
FromToVia
renommé gerenommeerd; befaamd renommiert — einen guten Namen habend, einen guten Ruf habend
renommé vermaard; beroemd; gerenommeerd renowned — famous

renommée:

renommée [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la renommée
    de naamsbekendheid
  2. la renommée (prestige; réputation; notoriété; considération)
    het niveau; het aanzien; de achting
    • niveau [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aanzien [het ~] zelfstandig naamwoord
    • achting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. la renommée (célébrité; renom; popularité; familiarité)
    de beroemdheid; de befaamdheid
  4. la renommée (célébrité)
    de roem
    • roem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor renommée:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanzien considération; notoriété; prestige; renommée; réputation air; allure; apparence; aspect; considération; excellence; extérieur; figure; forme; grandeur; mine; physique; prestige; respectabilité; statut; supériorité; état
achting considération; notoriété; prestige; renommée; réputation appréciation; considération; déférence; estimation; estime; respect; vénération; égard; évaluation
befaamdheid célébrité; familiarité; popularité; renom; renommée
beroemdheid célébrité; familiarité; popularité; renom; renommée célébrité; personne illustre
naamsbekendheid renommée
niveau considération; notoriété; prestige; renommée; réputation couche; degré; gradation; grade; mesure; niveau; niveau de dimension; norme; ordre; plan; rang; titre; échelon
roem célébrité; renommée
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanzien jeter les yeux sur; jeter un coup d'oeil sur; jeter un regard; regarder

Synoniemen voor "renommée":


Wiktionary: renommée

renommée
noun
  1. renom, réputation.
renommée
noun
  1. reputatie
  2. de manier waarop iemand bekend is

Cross Translation:
FromToVia
renommée gerenommeerd; befaamd renommiert — einen guten Namen habend, einen guten Ruf habend
renommée faam; naam; reputatie reputation — what somebody is known for

renommé vorm van renommer:

renommer werkwoord (renomme, renommes, renommons, renommez, )

  1. renommer (réélire; replacer)
    herbenoemen; herplaatsen; herkiezen; opnieuw benoemen
    • herbenoemen werkwoord (herbenoem, herbenoemt, herbenoemde, herbenoemden, herbenoemd)
    • herplaatsen werkwoord (herplaats, herplaatst, herplaatste, herplaatsten, herplaatst)
    • herkiezen werkwoord (herkies, herkiest, herkoos, herkozen, herkozen)
    • opnieuw benoemen werkwoord

Conjugations for renommer:

Présent
  1. renomme
  2. renommes
  3. renomme
  4. renommons
  5. renommez
  6. renomment
imparfait
  1. renommais
  2. renommais
  3. renommait
  4. renommions
  5. renommiez
  6. renommaient
passé simple
  1. renommai
  2. renommas
  3. renomma
  4. renommâmes
  5. renommâtes
  6. renommèrent
futur simple
  1. renommerai
  2. renommeras
  3. renommera
  4. renommerons
  5. renommerez
  6. renommeront
subjonctif présent
  1. que je renomme
  2. que tu renommes
  3. qu'il renomme
  4. que nous renommions
  5. que vous renommiez
  6. qu'ils renomment
conditionnel présent
  1. renommerais
  2. renommerais
  3. renommerait
  4. renommerions
  5. renommeriez
  6. renommeraient
passé composé
  1. ai renommé
  2. as renommé
  3. a renommé
  4. avons renommé
  5. avez renommé
  6. ont renommé
divers
  1. renomme!
  2. renommez!
  3. renommons!
  4. renommé
  5. renommant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor renommer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
herbenoemen renommer; replacer; réélire
herkiezen renommer; replacer; réélire
herplaatsen renommer; replacer; réélire
opnieuw benoemen renommer; replacer; réélire

Synoniemen voor "renommer":


Wiktionary: renommer

renommer
verb
  1. nommer, élire de nouveau.

Cross Translation:
FromToVia
renommer hernoemen rename — to give a new name to