Impolitesse in het Zweeds vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

impolitesse:
- oartig; oartighet; ohövlighet; samarbetsovilja; fräckhet; uppkäftighet; grovhet

Frans

Uitgebreide vertaling voor impolitesse (Frans) in het Zweeds

l'impolitesse
oartig
- oartig zelfstandig naamwoord
l'impolitesse (grossièreté; défaut d'éducation)
oartighet; ohövlighet
- oartighet [-en] zelfstandig naamwoord
- ohövlighet [-en] zelfstandig naamwoord
l'impolitesse (désobligeance)
samarbetsovilja; ohövlighet
- samarbetsovilja zelfstandig naamwoord
- ohövlighet [-en] zelfstandig naamwoord
l'impolitesse (grossièreté; impertinence; lourdeur; vulgarité; indélicatesse; défaut d'éducation)
fräckhet; uppkäftighet
- fräckhet [-en] zelfstandig naamwoord
- uppkäftighet [-en] zelfstandig naamwoord
l'impolitesse (impertinence; grossièreté; indélicatesse)
grovhet; oartighet; ohövlighet
- grovhet [-en] zelfstandig naamwoord
- oartighet [-en] zelfstandig naamwoord
- ohövlighet [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fräckhet	défaut d'éducation; grossièreté; impertinence; impolitesse; indélicatesse; lourdeur; vulgarité	bec; caractère insupportable; défaut d'éducation; groin; grossièreté; gueule; inconvenance; indécence; joue; museau; pommette
grovhet	grossièreté; impertinence; impolitesse; indélicatesse	banalité; brutalité; crapulerie; dureté; grossièreté; impertinence; indélicatesse; platitude; rudesse; trivialité; vulgarité
oartig	impolitesse
oartighet	défaut d'éducation; grossièreté; impertinence; impolitesse; indélicatesse
ohövlighet	défaut d'éducation; désobligeance; grossièreté; impertinence; impolitesse; indélicatesse	assurance; audace; brutalité; caractère insupportable; effronterie; grossièreté; impertinence; insolence; trop grande familiarité
samarbetsovilja	désobligeance; impolitesse
uppkäftighet	défaut d'éducation; grossièreté; impertinence; impolitesse; indélicatesse; lourdeur; vulgarité
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
oartig		désagréable; désagréablement; effronté; grossier; grossière; grossièrement; impertinemment; impertinent; impoli; impudemment; impudent; inamical; inconvenant; indécemment; indécent; insolemment; insolent; mal élevé; maladroit; peu aimable; peu sociable