Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. noceur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor noceur (Frans) in het Zweeds

noceur:

noceur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le noceur (noctambule)
    festprisse; nattrumlare
  2. le noceur (bon vivant; bambocheur; viveur; vadrouilleur; vieux marcheur)
    festare; rumlare; hålligångare

Vertaal Matrix voor noceur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
festare bambocheur; bon vivant; noceur; vadrouilleur; vieux marcheur; viveur
festprisse noceur; noctambule
hålligångare bambocheur; bon vivant; noceur; vadrouilleur; vieux marcheur; viveur gastronomes; goinfres; gourmands; gourmets; rigolos
nattrumlare noceur; noctambule
rumlare bambocheur; bon vivant; noceur; vadrouilleur; vieux marcheur; viveur bacchanale; beuverie; bluffeur; gastronomes; goinfres; gourmands; gourmets; libations; orgie; paradeur; rigolos; vantard

Synoniemen voor "noceur":


Wiktionary: noceur


Cross Translation:
FromToVia
noceur salongslejon Salonlöwe — eleganter Mann oder elegante Frau, der oder die gern im Mittelpunkt der Gesellschaft steht